Vier kinderen, van wie de eerste twee stierven
De echte naam van oma Huisie was Helena Penseel - de Haas. Oma en opa Huisie werden zo genoemd, omdat ze in een benedenhuis woonden, Sumatrastraat 77. Ze verhuisden beiden begin vorige eeuw van Leiden naar Amsterdam, omdat mijn opa was ontslagen bij de Spoorwegen en hoopte in Amsterdam werk te vinden. Ze huurden een bovenwoning in de Grote Wittenburgstraat, achterin. Het was allemaal piepklein, want men woonde bijvoorbeeld twee hoog voor en twee hoog achter. Mijn oma en opa kregen vier kinderen, van wie de eerste twee stierven. Marietje overleed op vierjarige leeftijd aan buikvliesontsteking. En Wim kreeg bloedvergiftiging na een ongeluk met de tram die toen nog op de Wittenburgergracht reed. Twee zoons bleven over, mijn vader, Daan, en zijn jongere broer, Henk, naar wie ik werd vernoemd. Oom Henk werd later docent Nederlands en aardrijkskunde op het Ir. Lelylyceum aan de Keizersgracht. Mijn vader werd uiteindelijk bureauchef bij de sociale dienst. En hun benedenbuurjongen was Melle Oldeboerrigter, die later een beroemde schilder werd en lesgaf op de Rietveld Academie.
Niet praten over verlies van zoon en enige dochter
Terug naar de Sumatrastraat. Boven een klein dressoir in de huiskamer hing een fotootje van Marietje achter glas in een klein zilveren ovaal lijstje met daarin een blonde lok haar. En in de slaapkamer hing een uitvergroting van een zwart-wit foto van mijn vader en zijn broertje Wim, als ze respectievelijk ongeveer acht en zes jaar zijn. Zelden of nooit heb ik mijn oma en opa over het verlies van hun zoon en enige dochter horen praten. Terwijl ik me nu als (groot)vader het intense verdriet kan voorstellen wat ze gehad moeten hebben. Misschien dat de kleinkinderen die ze later kregen dat verdriet wat konden verlichten.
Een pan met makreel of andere vis op het groene oliestelletje
Tot aan hun dood hebben ze in het benedenhuis gewoond. Ze hadden een kleine tuin waaraan ze niet echt aandacht besteedden. In het schuurtje daarentegen werd meer gedaan. Daar knutselde mijn opa. Hij repareerde geisers, plakte de banden van onze fietsen, repareerde schoenen, noem maar op. En elke vrijdag spetterde de olie in een pan met makreel of andere vis op het groene oliestelletje. Het was een vast ritueel dat daar vis werd gebakken, voor henzelf en voor ons thuis. Mijn vader haalde vrijdagmiddag na zijn werk de vers gebakken vis op. Het was een gewoonte die mijn oma en opa ook al hadden toen ze nog in Leiden woonden en meenamen naar de Indische buurt.