Kareltje en André leerde ik kennen toen ik elke zaterdagavond dj was in Beverwijk. Ze hadden club ABC ontdekt in de Peperstraaat, een oude bioscoop, waar in een grote zaal bandjes optraden als The Clarks, Bintangs, Rob Hoeke, Dizzy Mans Band en Ekseption. In een klein bovenzaaltje speelde een jazzbandje en beneden was de discotheek waar ik de hele avond voor 75 gulden plaatjes draaide. De beide Amsterdammers uit de Nieuwmarktbuurt zagen de Kennemermeisjes wel zitten. Uiteindelijk zijn ze ook aan hen blijven hangen.
André was verwarmingsmonteur en Kareltje tegelzetter. Ze kwamen soms met de auto met nog een paar vrienden en soms met de trein. In dat laatste geval reden ze dan weleens met mij mee terug naar Amsterdam in mijn lelijke eend, die ik toen had. In diezelfde lelijke eend zijn we met z’n drieën en een tentje ook eens op vakantie gegaan richting het toenmalige Joegoslavië. Maar omdat het zulk slecht weer was, besloten we rechtsomkeert te maken en Noord-Italië door te steken naar Spanje, waar we in Sitges zijn blijven plakken.
Eigenlijk wil ik het over een ander soort ‘plakken’ hebben. Bij ons thuis, Zeeburgerdijk 141, was de keuken wat kleiner en de wc wat groter gemaakt, omdat in de wc een douche kwam. Mijn moeder wilde in de keuken nieuwe tegeltjes, crèmekleurig. Wie zou dat moeten doen? Ah, misschien kunnen we Kareltje de Meyer strikken. Die was wel te porren voor die kleine klus. Hij deed het snel en prima, strak. Maar in onze conversatie sindsdien kwam altijd de vraag terug: “Zitten die tegeltjes nog steeds op de muur, ze zijn er dus niet afgevallen?”