Je zag soms typische figuren voorbij komen. Hoe ze heetten weet ik niet. Zo was er een lange slanke man die altijd op een echte racefiets naar huis reed om ongeveer kwart voor zes. Zijn broekspijpen waren aan de onderkant bij elkaar gebonden door zo'n glimmende knijper. Hij was zo goed als kaal met een paar van die lange slierten haar, die in de wind naar achter waaiden. In mijn herinnering had hij vaak donkerbruine kleren aan en een lichte bagagedrager met een soort veiligheidspeld aan de zijkant waar je een dunne aktetas aan vast kon maken. Hoe laat hij naar z'n werk ging weet ik niet, want ik zag hem alleen maar thuiskomen. Die man ken ik dus louter fietsend op z'n racefiets. Maar wel jaren lang.
Net zoals een oudere man, ik schat hem tegen de zestig, die helemaal krom was. Hij kon alleen maar in de lucht kijken als-ie bij wijze van spreken op z'n rug ging liggen. Hij droeg altijd een lange winterjas en een aktetas (in die tijd mode zeker). Ik vond 't zielig, want het leek alsof hij elk jaar dieper gebogen liep. Hij kwam van de veemarkt en ging richting Molukkenstraat. Net als die andere man zag ik ze enkel naar huis gaan, omdat ik na schooltijd op het landje op de hoek van de Zeeburgerdijk en de Molukkenstraat speelde.
Toch had ik blijkbaar tussendoor tijd genoeg om op het voorbijgaan van al die mensen te letten. In een groepje kwamen dagelijks met laarzen en in blauwe overalls, die onder het bloed zaten, de slachters van het abattoir. Daar kende ik er wel een paar van gezicht, want die woonden op de dijk en in de Menadostraat. Waar zouden ze allemaal terecht zijn gekomen?