Nylonkousen waren vroeger duur. Mijn moeder vloekte makkelijk, zonder dat je daar nu het ergste van moest denken. Dus ook als er een ophaal in haar nylonkous kwam. Die gooide je dus niet zomaar weg. "…verdomme," zei mijn moeder dan, "ik heb die kousen net."
Zo moest ik regelmatig lopend of even snel op de fiets naar het eind van de Zeeburgerdijk, (de even kant) vlak voor het café op de hoek, naar de kousenmaakster, Beppie Licher. Ik geloof trouwens dat er altijd twee vrouwen waren, maar daar ben ik niet zeker van.
Je belde aan en mocht de gang in. Links was op borsthoogte een gat in de muur gemaakt met een luikje, dat met een deurtje openging. Je gaf de kous af aan mevrouw Licher, die de kous vakkundig oprolde en dan haar ene hand erin stopte. Daarna trok ze aan het voetje van de kous en door de duim en wijsvinger van haar andere hand uit elkaar te doen, kon ze zien waar de ophaal of het begin van een ladder zat. Soms had mijn moeder al een stipje nagellak op het uiteind van de ladder gedaan om te zorgen dat-ie niet verder ging.
Mevrouw Licher zei dan dat het ongeveer zoveel zou gaan kosten en wanneer de kousen gerepareerd waren, want meestal bracht ik er meer dan één tegelijk. Een paar dagen later kon ik de kousen weer ophalen. Die zaten dan in een klein bruin papieren zakje met daarop de prijs met potlood op het zakje geschreven. En voor een paar kwartjes had mijn moeder weer een paar zo goed als nieuwe nylonkousen.