Hooggeachte professor,
U kreeg in 1907 via prof. Went zomaar een kleine schimmelcollectie, afkomstig uit Indië, in handen. Een stuk of 50. In uw handen werd het in de loop van 50 jaren met duizenden de grootste ter wereld. Onontbeerlijk voor de ontwikkeling van penicilline. De Engelsen lukte die ontwikkeling al voor de oorlog. Uw trouwe naaste medewerker in het laboratorium werd lid van de NSB en zelfs een rabiaat partijlid. U moest nu op uw post blijven: de Duitsers mocht in geen geval de hele collectie worden toegeschoven. Dankzij uw inzet en hier en daar een beetje schipperen heeft u dat kunnen bereiken. Speelde u ze wel onwerkbare penicillinevormers toe? Hoe het ook zij, de nazi-Duitsers hadden het nakijken. Anders had er wereld er anders uitgezien. De oorlog draaide uiteindelijk ook om het bezit van penicilline.
De laatste maanden van de oorlog woonde u in dat schimmellab. U deelde uw schaarse eten met de schimmels. Iedereen was weg (ook die ene). Op een haar na bleven de schimmels in leven. Na de oorlog ging u nog 10 jaar met alles door; het lab ook met groeien.
Na de oorlog bent u door de ereraad op het matje geroepen. U erkende uit uzelf dat u onvoldoende had gedaan in het kader van verzetsactiviteiten zoals het huisvesten van joden. Maar wat kon u anders? U werd ontslagen van rechtsvervolging en kon gewoon weer aan het werk.
Uw houding tijdens de oorlog verdient alsnog een laat maar gepast respect.
In 1917 werd u benoemd tot de eerste vrouwelijke hoogleraar van Nederland, in Utrecht. Daarvoor moest u kliffen overwinnen. Op de HBS was u als vrouw slechts ‘toehoorder’, zo ook op de universiteit waar u plant- en dierkunde deed. U moest er wel wat voor overhebben. Promoveren op een plantenziektekundig onderwerp kon niet in patria, ook niet in München waar u lang verbleef, maar wel in het veel vrijere Zürich. Alleen daar kon je als vrouw wat bereiken.
In 1930 werd u ook nog buitengewoon hoogleraar in Amsterdam. Uw contact met de studenten was stimulerend.
Na uw promotie had u dankzij het Buitenzorgfonds vanaf 1912 een grote reis gemaakt naar en door Nederlands-Indië waar u groots onthaald werd en ontzaglijk veel heeft opgestoken. In december 1914 moest u met een grote omweg terugreizen.
In die tijd formuleerde u uw lijfspreuk: WERKEN EN FEESTEN SCHEPT SCHONE GEESTEN. U ging graag met vrouwen uit. Dansen. Brieven schrijven. En ook tennissen. U gebruikte bij voorkeur die mannelijke voornaam. Uiteindelijk bent u alleenstaand gebleven. Het heeft er alle schijn van dat u daarvan niet erg een punt van heeft gemaakt. Waren er belangrijker dingen in het leven?
U bent een klassiek voorbeeld voor de vrouwenemancipatie. 54 promovendi behaalden hun doctorstitel onder uw bezielende leiding. Onder hen was het percentage vrouwen wel heel erg groot. Velen brachten het ver in hun vak, tot hoogleraar aan toe. Een aantal verenigingen van vrouwelijke studenten en geleerden stonden onder uw leiding. 7 Vrouwelijke leerlingen van u ontrafelden, mede onder uw leiding, de iepziekte, nog altijd een plaag aan de Amsterdamse grachten. Dat ontrafelen lukt ze nooit, zeiden de heren. In het buitenland spreekt men nu van de Dutch disease.
Maar met sommige vrouwonvriendelijke docenten had u grote moeilijkheden. Hugo de Vries, aanvankelijk zeer door u bewonderd, werd, toen u niet begreep waarom uw experimenten mislukten, op een nacht door u in het laboratorium betrapt (u had zich laten insluiten) op het verstoren van uw preparaten. OK, zei hij maar gelijk, U bent geslaagd!
En van Ritzema Bos nam u diens impopulaire en kwijnende fytopathologisch (plantenziektekundig) laboratorium over, dat u later samenvoegde met het schimmellab. Dat was u al eerder toegevallen. Hij had er een zootje van gemaakt, maak ik op uit uw biografie. U maakte er direct al iets groots van. Het laboratorium verkaste later naar Baarn. U verhuisde mee (Huize Java) en reisde op en neer.
U bent in januari 1883 geboren in de gemeente Nieuwer-Amstel in wat nu de Pijp is. Pa werd huisarts, ging aan de Amsteldijk wonen in wat al snel Amsterdam-Zuid werd. Thuis verslond u het befaamde tijdschrift De levende natuur. Was u anders de muziek ingegaan? Zou ook een succes geworden zijn. Pianospelen bent u blijven doen. Ook wel gelegenheidsliedjes schrijven. Er waren thuis meer kinderen. Uiteindelijk lijkt het wel of u in het buitenland op een hoger voetstuk staat dan in Nederland. Want dat iedereen u hier kent – nee, dat nou ook weer niet.
Op het eind van uw leven was u best wel streng. In 1953 reisde u voor de tweede keer naar Zuid-Afrika speciaal om het Bertha Stoneman-laboratorium officieel te openen. U moet haar heel goed gekend hebben, u stond in haar testament. In 1954 werd u dan eindelijk lid van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen. En toen men u vroeg waarom u het niet had over wonderen der natuur of iets dergelijks zei u: dan moet je maar goed onderzoeken, dan kom je er wel achter hoe het zit. Ach, u was een bescheiden mens; wanneer u ergens binnenkwam gebeurde er niet eens zo veel.
Nee, uw straatje in Amsterdam-Oost is echt ondermaats. In de geleerdenbuurt hoort u thuis, u bent op zijn minst hun evenknie.
Jan Dijk
Zie ook: