Ik vertelde al eerder dat wij het thuis niet breed hadden en dat we niet altijd even goed te eten hadden. Ik moest daarom samen met mijn zusje naar de “eetschool”. Niet echt een eetschool, maar we werden ingeschreven voor middageten op school. Mijn moeder vond dat we daar echt naar toe moesten, we hadden namelijk niet altijd brood.
Ik heb daar niet veel gegeten trouwens. Ik vond het eten daar echt niet lekker. Snert, dat ging dan nog wel. Vaker kregen we bonen, mijn zusje en ik aten dat niet. Thuis vertelden we dan dat we dat wel gegeten hadden. Meestal hadden we de helft nog niet opgegeten. En dan te bedenken dat we zo arm waren dat we daarnaast ook nog eens nauwelijks kleding hadden.
Het eten dat we in de eetschool kregen werd aangevoerd door de Gemeente. Het werd aangevoerd in van die grote ketels, grote witte ketels waren het (gamellen). Gegeten werd er in de gymnastiekzaal van de school. Volgens mij kwamen die grote ketels van de gaarkeuken. Het fijne wisten wij er als jonge kinderen niet van. Het eten werd rechtstreeks vanuit die ketels op de borden geschept en geschraapt. In mijn herinnering was het een juffrouw Parser die het eten opschepte. Ik weet niet meer of zij ook als juf op school werkte. Het was vooral bedoeld voor de arme gezinnen, bij ons in de buurt was voor de oorlog veel armoede.
Voor alle verhalen: Katharina Blog-Suesan inhoudsopgave