Toen ik op het Afrikanerplein zat ondergedoken kreeg ik van de Communistische Partij (die natuurlijk allang illegaal was) nog wel diverse taken. Eén van die taken was het bezorgen van De Waarheid in Amsterdam Zuid.
Ik ging dan met de dochter van Tomstra (niet de eigen naam), dat was Lijda, op stap. Zij was een uitstekende denkmantel. Lijda was een hoogblonde jonge vrouw. Samen gingen we dan op stap, via de Berlagebrug. Gearmd liepen we over de brug. Ik moest dan altijd denken aan mijn buurman Levie Coopman. Hij was mijn zwemleraar van Zeeburg en was bij de opening van de Berlagebrug in 1932 met een open paraplu vanuit de toren gesprongen. De foto van deze gebeurtenis heeft altijd boven de schoorsteen in zijn woonkamer gehangen. De meubelrovers zullen het wel vertrapt hebben nadat het gezin was weggehaald. Een Jood die het aandurfde om van een brug af in het water te springen, daar zal men wel geen belangstelling voor hebben gehad.
Het niet zo maar iets om via de Berlagebrug te lopen. Voor we bij de brug kwamen, lagen er langs het water aan de Weesperzijde allemaal ‘zolder- of dekschuiten’ volgeladen met geroofde joodse bezittingen. In de portieken aan de Weesperzijde stonden allemaal SD’ers (zie: Sicherheits Dienst. Die moesten opletten dat die spulletjes ‘niet gestolen’ werden.
Zo liepen Lijda en ik, in de avond, gearmd langs die portieken. Ik met mijn papieren die zo vals waren als de pest. We liepen er ook nog eens met die illegale krantjes die ik aan de andere kant van de Amstel moest afleveren. Per krantje ‘ving’ ik dan een kwartje of vijftig cent. Daar riskeerde ik dus mijn leven voor.
Gek genoeg ben ik de hele oorlog nooit aangehouden of gecontroleerd!
Na de oorlog ben ik uit de CPN gestapt uit onvrede over hun houding t.o.v. Indonesië. Zij hadden hun leus: “Indonesië los van Holland” laten varen!