Ons huis, de woning, mat ongeveer zes bij zes meter. Daar zat dan ons ‘hele gedoetje’ in, vader, moeder en ik. Toen vonden we het allemaal niet zo klein. Alles zag er perfect uit, ook de kasten die van de AWV waren. De kasten werden geschilderd en onderhouden door de AWV. Overal had je dezelfde kleuren, mat en glanzend in een bepaald soort groen. In de slaapkamer van mijn ouders paste net een tweepersoonsbed en een nachtkastje. Aan het voeteneind stond een soort wastafel.
In mijn slaapkamer stond een opklapbed, dat werd speciaal gemaakt. Toen ik naar de middelbare school ging, kreeg ik ook een klein bureautje. Als mijn bed ‘uit stond’, kon ik op de rand van het bed aan het bureautje werken. Voor mijn bureautje stond ook een klein ‘hokkertje’, dat is een vierkant krukje met vier poten, oranjerood was die.
Onze slaapkamers hadden een deur die op een groot balkon uitkwam, een veranda. Ook de keuken had een deur naar het balkon. Op het balkon had je een kast waar dingen in konden die gekoeld moesten worden. Vanaf het balkon keek je uit op een binnentuin. Rechts was de Laing’s Nekstraat, aan de linkerkant had je (wel een stuk verder) de Smitstraat.
Aan beide kanten had je twee scholen. In de Smitstraat had je de christelijke school, van Patrimonium geloof ik en de openbare school, de Oranje-Vrijstaatschool. Rechts zat onder andere de school waar ik op zat, de President Steinschool: een openbare school. Die scholen hadden een soort schoolpleintje in het midden, waar je ‘even vrij kon hebben’. Die schoolpleintjes zaten in het midden, in de binnentuin, aan de achterkant van onze woning.