Vanuit de achtergrond van mijn ouders ben ik ook opgevoed in het socialisme van de jaren twintig en dertig. Zo was ik al op jonge leeftijd lid van de Rode Valken, de jeugdbeweging van de Arbeiders Jeugd Centrale (AJC). Dat was volgens mij tot een jaar of 16, daarna kon je nog lid worden van de Rode Wachten. Ik ben trouwens afgehaakt op die leeftijd, ik vond het allemaal te overdreven. Voor mij hoefde dat gedoe allemaal niet zo.
Wel heb ik in mijn jeugd veel het bondsgebouw van de ANDB, de Burcht, bezocht. Bekende mensen als Henri Polak en Jan van Zutphen heb ik daar gezien en horen spreken. Een andere bekende persoonlijkheid was Eli Smalhout. Mijnheer Smalhout woonde bij ons op het pleintje (Transvaalplein), hij was kunstenaar en had veel van doen met de Sociaal Democratische Arbeiders Partij (SDAP).
In het gebouw van de ANDB werden de jongens en meisjes die het diamantvak in wilden, geschoold. Geschoold in andere zaken dan het werk alleen. Men wilde hen aan het lezen krijgen. Er werd van alles en nog wat, op cultureel én politiek gebied, georganiseerd. Toen leek het allemaal heel normaal, maar pas achteraf besef ik hoe bijzonder dat was. De jeugd, vooral de arbeidersjeugd, daar werd weinig voor gedaan. Je speelde op straat, je groeide op en dat was het dan wel. Een echte ontwikkeling was er nog niet bij in die tijd. En daar deden organisaties als de ANDB en de SDAP iets aan, zij probeerden het in ieder geval.
Zie ook het verhaal: Het Rode dorp