Hieronder treft de lezer een pagina uit het genoemde boek.
Dapperstraat 8’ . Wat een geluk dat ze precies hier wonen! Al dat leven op straat, de markt die iedere ochtend wordt opgebouwd, zijn neef Beppie die tegenover hen woont en met wie hij niet mag spelen, maar die hem elke dag drumslagen leert, in een portiek om de hoek. De zwarte hond die mee is komen lopen met zijn grote zus, en die nu waakzaam naast hem loopt zodra hij de deur uitstapt. Vijf jaren heeft hij in het ziekenhuis en het sanatorium gelegen, voordat hij hier terugkwam in de buurt. Zes was hij toen hij hier vertrok. De buurtjongens zien hem als een buitenstaander, en bovendien als een nobody, schrielkip dat hij is. Voor de jongens die willen laten zien dat zij de baas zijn, lijkt hij een gemakkelijk slachtoffer. Maar als zij soms op hem afkomen, begint de zwarte naast hem meteen te grommen en die gozers laten het wel uit hun hoofd hem aan te raken. Een voordeel van deze buurt is ook dat je hier gemakkelijk centen kunt verdienen. Dat zegt Ko, die zelf een baantje heeft bij de fietsenmaker in de Pieter Vlamingstraat. Is ook wel logisch dat die man Ko graag als hulp wilde. Hij leert voor fijn instrumentmaker, dan ben je wel handig met je vingers. “Voor jou vinden we ook wel een baantje, Wim,” heeft Ko van de week gezegd. Een fijn gevoel is dat, een grote broer die voor je zorgt. Nou, hij wil wel. Alleen, nu mag het nog niet. Het eerste dat zijn moeder zei, toen hij thuiskwam uit het sanatorium, was dat hij elke dag een uurtje moet rusten, als hij uit school komt. Nou, dat doet hij. Mama wil dat hij gaat liggen, maar hij zit liever voor het raam in de voorkamer en kijkt naar buiten. Binnen is het hem niet meegevallen, toen hij weer thuiskwam. Het is net alsof het huis kleiner is geworden. Overal bedden, stoelen en tafels. Door de spiegels tussen de ramen lijkt het wel groter dan het is, maar eigenlijk is het maar krap, zeker als ze allemaal thuis zijn, papa en mama, Tiny, Ko en hij. Trouwens, George is er ook, zijn kleine broer die geboren is toen hij in het sanatorium lag. Die is nu al drie jaar. Het is een vol huis. Dus, als hij moet rusten, kijkt hij het liefste naar buiten. Vooral de molen ziet hij graag. Die was hij na al die tijd nog niet vergeten. Hij staat precies op het stuk waar je van de Sarphatistraat naar de Mauritskade draait, zoals de auto drie jaar geleden ook deed, toen hij zogenaamd naar huis ging uit het kinderziekenhuis. Maar daar denkt hij nu niet meer aan, hij kijkt uit het raam van zijn eigen huis en geniet. Je hebt hier een heel panorama, er is heel wat meer te zien dan in het sanatorium. Daar zat hij soms dagen achter elkaar naar een en dezelfde tak te kijken. Heel precies keek hij dan, om te zien of er iets veranderde.
Voor wie het boek graag wil lezen: het is te koop in de Javabookshop, Javastraat 145.