Na een verblijf van elf jaar in de tropen kwam ik in 1991 terug uit Zanzibar. Ik kwam in dienst van het Tropeninstituut, “het KIT”. Mijn werkplek was niet in het hoofdgebouw aan de Mauritskade, maar in een dependance op de Wibautstraat. Daar was (en is nog steeds) de Leprastichting gevestigd. Ik werd daar een van hun medisch adviseurs. Vandaar uit reisde ik de (Derde) wereld rond om lepraprojecten te bezoeken en adviezen te geven. Uit mijn raam zag ik aan de overkant het gebouw dat de oude Renault garage had vervangen. Daar liet ik als student mijn Renaultje 5 repareren. Tussen de middag ging ik broodjes halen bij een bakker op de hoek van het Afrikanerplein. ’s Avonds liep ik naar station Amsterdam-Amstel om de trein naar huis te nemen.
Nadat ik twee jaar in Indonesië gewerkt had, kwam ik in 2002 te werken in het hoofdgebouw van het KIT, hoek Mauritskade en Linnaeusstraat. Ik leerde alle hoeken en gaten van het enorm grote en mooie gebouw van binnen kennen.
Elke dag uitstappen en weer instappen op Muiderpoort.
Vanaf 2003 verhuisde ik naar de overkant, op Linnaeusstraat 35, achter de toren van de vroegere Muiderkerk. De kerk was afgebrand in 1989, de toren bleef gespaard. In het nieuwe gebouw was toen, naast een permanente expositie van het Nationaal instituut Nederlands slavernijverleden en erfenis (NiNsee) ook de afdeling Opleidingen van het KIT gevestigd. Ik werd de coördinator van de Nationale Tropencursus.
Op 2 november 2004 reed ik, zoals vaker bij mooi weer, ’s ochtends op mijn fiets van ons huis in Naarden naar mijn werk op de Linnaeusstraat. Ik zag dat de straat afgesloten was door de politie. Later die dag hoorde ik dat een half uur eerder Theo van Gogh over dezelfde weg was gefietst en daar op straat vermoord was.
Dochter Laura ging wonen op het Afrikanerplein met haar Kamiel. Een bijzonder buurtje. De straten waren vernoemd naar min of meer racistische Afrikaanders. Vóór de Tweede Wereldoorlog was de bevolking voornamelijk Joods. Toen Laura er woonde woonden er veel mensen met een migratie-achtergrond.
In april 2006 overleed mijn maatje Noor. Ze werd gecremeerd en we plaatsten haar as onder een mooie grafsteen op de Nieuwe Ooster begraafplaats.
Ik bleef op het KIT werken. Eerst op de afdeling Opleidingen waar ik les gaf en Public Health studenten begeleidde. We ontwikkelden elearning modules, waar ik veel plezier aan beleefde. De laatste jaren verplaatste mijn werkplek zich terug naar de Wibautstraat. Daar werd ik weer adviseur voor de Leprastichting. In Brazilië werd ik hopeloos verliefd op Jesus.
In januari 2011 nam ik afscheid van het KIT en van Amsterdam Oost. Ik kwam alleen regelmatig terug op de Javastraat waar dochter Sanne en Ramses woonde. Daar werd ook Kate geboren.