Dora kon vanuit de veranda van hun woning aan de Dapperstraat 127 drie hoog, uitkijken op het Muiderpoortstation. In de oorlog zag ze hoe de Joden daar in de veewagons werden geladen.
“Mijn moeder zei nog: ze zullen wel bankjes in die wagens geplaatst hebben.
Wat wist je ervan ? Als kind heb ik omstreeks 1943 op de hoek van de Wijttenbachstraat een tram zien arriveren, volgeladen met Joodse mensen. Ik herinner me nog als de dag van gisteren een man die op de treeplank stond en riep ‘ Sara,Sara ik ben er hoor ‘ . Als kind dacht ik ‘gelukkig hoor ik er niet bij ‘. Veertig jaar na de oorlog bezocht ik het Spoorwegmuseum in Utrecht en zag ik een foto van Joodse mensen die de wagons in werden geduwd. Toen drong het pas echt tot me door, ik hoorde de stem van die man weer en barstte uit in onstuitbaar huilen.
Wij hadden in de oorlog een Joodse buurvrouw, gehuwd met een Christen man, waardoor ze vooralsnog gespaard bleef voor deportatie. Op een dag kreeg ze bezoek van haar schoonzus, wel Joods getrouwd dus, met haar baby. Op diezelfde dag wordt de buurt afgezet door de Duitsers die huis aan huis de Joden zullen halen. De buurvrouw komt wanhopig naar mijn vader en vraagt of hij niets kan doen om haar schoonzus naar haar eigen huis in de Rivierenbuurt te krijgen. Mijn vader werkte toen op een timmerfabriek in Schiphol en had een speciaal Schipholpasje. Mijn vader heeft die schoonzus en mij meegenomen naar de afzetting en een verhaal gehouden waarom het nodig was dat wij driëen naar Schiphol moesten. Het is hem gelukt de vrouw naar haar eigen huis te brengen, waar ik die nacht gelogeerd heb. Het kleine kindje was afgegeven bij mijn moeder.
Nu wilde het toeval dat net die dag de vriend van mijn oudste zus mocht komen kennismaken. Mijn zus was verliefd geworden op een Duitse soldaat, zeer tot ongenoegen van mijn vader. Mijn moeder had vader uiteindelijk zover gekregen dat Rudi toch mocht komen kennismaken. En daar zat Rudi dus met een Joods kindje op schoot. Hij bleek het hart op de goede plek te hebben, hij heeft het kind noch mijn vader verraden en heeft geprobeerd ons te helpen waar het mogelijk was. In 1948 zijn mijn zus en hij getrouwd.
Met die schoonzus en haar kindje is het tragisch afgelopen; zij konden kort na bovenbeschreven gebeurtenis onderduiken en hebben dat ook gedaan. Maar de vrouw hield het niet vol, ze heeft zichzelf en haar kindje aangegeven.”
Lees verder door aan te klikken:
http://www.geheugenvanoost.nl/101078/nl/op-zoek-naar-dokter-van-minden