Het leven ging door na 15 mei 1940, maar wij moesten ons gaan aanpassen aan allerlei maatregelen. Maatregelen waarvan we toen nog weinig idee hadden. In het begin ging het vooral om zaken als verduistering, distributie en de aanwezigheid van soldaten. Duitse soldaten die bij ons in het Oosterpark aan het oefenen waren.
Tegelijkertijd stonden de kranten vol van de Duitse overwinningen en de radio zond niet veel beters uit. Ook opper-nazi’s als Hitler en Goebbels kwamen voorbij. In mijn herinneringen staken zij hun mening over ons, de Joden, niet onder stoelen of banken. Maar alom meende men toch dat wij als Nederlandse staatsburgers geen gevaar liepen, ……….toch?
Onze moeder deed in deze beginperiode iets ongewoons, zij liet ons fotograferen. Dat was niet zo heel vreemd, dat gebeurde echt wel een enkele keer. Maar nu leek het iets speciaals te zijn. Zij beweerde dat het te maken had met Philip (Oeri) die ‘zich in den vreemde bevond’. Maar: “Ik verdenk moeder ervan, dat zij intuïtief iets aanvoelde, hoewel er geen mens zich de krankzinnige ontwikkeling van die jaren had kunnen voorstellen in de meest ziekelijke nachtmerrie. Ik waag de veronderstelling dat moeder de mogelijkheid niet uitsloot dat we niet bij elkaar zouden blijven en dat ze daar bang voor was.”
De foto’s werden gemaakt door een neef van mijn moeder, Jack Brandon. Hij was een uitstekende amateurfotograaf en besteedde veel aandacht aan de opstelling. Er werden twee groepsportretten gemaakt. Beide foto’s zijn naar Oeri in Palestina gestuurd.
Voor mij was het na die eerste dagen vooral een periode van lezen. Ik ging in die dagen helemaal op in de literatuur, vooral ‘Kinderland’, van Aart van der Leeuw. Ik was zo in zijn stijl dat ik een eerstvolgend opstel geheel in zijn dramatische stijl schreef. Ik was mij daar niet van bewust, maar mijn opstel werd zeer geprezen en voorgelezen aan de leerlingen van de vijfde klas. Ik zwol van trots, maar moeder zette mij met beide benen terug op de grond. Zijn stijl was niet de mijne, tegelijkertijd gaf zij aan dat er niets kwaads zat in die invloed.
Waarom Samuel zo opging in het boek ‘Kinderland’ lees je, mogelijk, op de volgende website van Karl Barth.