Naarmate de tijd vorderde kwam het gevaar steeds dichterbij. De oproepen om zich vrijwillig te melden leverden al snel ‘niets meer op’. Daarom besloten de Duitsers tot het houden van razzia’s, bij voorkeur ’s avonds na achten. Op 30 juni 1942 was er een avondklok voor Joden ingevoerd, na achten moest je binnen zijn. Inmiddels waren wij praktisch allemaal ‘medewerkers van de Joodse Raad’.
(Aanvulling Frits: Op de kaart van Samuel staat te lezen dat hij medewerker ‘Estafette, Jongensweeshuis’ is en vanwege deze functie is ‘gesperrt’.)
De razzia’s gingen maar door, in de avonduren zat Samuel en zijn familie regelmatig vol spanning te luisteren naar wat zich op straat afspeelde. Kwam er een auto aan, stopte deze, reed hij door, het was een ondraaglijke situatie. Contact met familie die verder weg woonde was bijna onmogelijk geworden.
In september 1942 was het zover, we werden thuis ‘opgezocht’ en we moesten mee. Het waren twee Hollandse agenten die blijkbaar niet al te veel haast hadden. We kregen ruim de tijd om een tas of een koffer te pakken. Niet alle agenten werkten even hard mee, er waren er genoeg die er danig van ondersteboven waren en sommigen weigerden zelfs. De Duitsers hielden uiteindelijk ‘het juiste materiaal over voor de fascistenkaders’.
Op de ‘verzamelplek’ werden we geregistreerd en werd er vooral veel gewacht. Op een gegeven moment werd de naam Brandon omgeroepen. We werden vrijgelaten om kort daarna opnieuw te worden opgepakt. En opnieuw worden we vrijgelaten, naar later bleek doordat een medewerker van de Joodse Raad de naam Brandon zag staan. Het was een verre neef die van zijn functie gebruik maakte om ons er uit te halen. Het was een uitstel, maar geen afstel. Na deze ervaring hebben voor alle zekerheid per persoon een flinke rugzak ingepakt.
Om ons heen verdwenen steeds meer mensen. Ook hoorden we van mensen die waren ondergedoken. Dat ging niet altijd goed, zoals bij mijn oom Sem (Samuel Brandon) en mijn tante Clara. Zij dachten een solide onderduikplek te hebben, het bleek een val te zijn. Tante Fie (Sophia Cohen-Zwartz) vond ook een onderduikplek, maar ook dat bleek geen veilige haven. Zie het joodsmonument Sophia Dorothea Cohen-Zwartz
Andere mensen probeerden, al dan niet met valse papieren, aan te tonen dat zij niet-Joods waren. Voor velen was het tevergeefs, te naïef waren velen. Intussen probeerden anderen munt te slaan uit onze ellende, uit de eigen ellende. Zie de advertenties in Het Joodsche Weekblad.