15 mei 1940: capitulatie. Mijn vader, die secretaris van de afdeling O (Betondorp) van de Federatie Amsterdam van de VARA was, schroefde nog diezelfde dag het geëmailleerde bordje met de VARA-haan van de voordeur. De VARA had zich altijd fel anti-nazi opgesteld en zo’n bordje kon je maar beter laten verdwijnen.
Een dag later werden de 'troffeltjes' in de achtertuin begraven. Deze miniatuurtroffeltjes waren een beloning voor het inleveren van spaarbusjes voor het fonds voor de bouw van de VARA-studio in Hilversum. Zoals bekend is deze bouw voor een groot deel met stuivers en dubbeltjes van de leden gefinancierd.
Ook Betondorp kende 'foute' inwoners: een WA-man en een SS-er uit de Weidestraat, een landwacht uit de Akkerstraat, een meisje van het Onderlangs dat lid was van de Jeugdstorm, een meisje uit de Veeteeltstraat dat verkering had met een Duitse militair en een aantal met naam bekende winkeliers.
De hongerwinter ‘44/’45 ging evenmin aan Betondorp voorbij. Weliswaar woonden we niet ver van het landelijk gebied, maar vrijwel alle boerderijen waren veebedrijven. Melk en heel af en toe vlees van clandestien slachten waren nog wel te bemachtigen, maar voor tarwe moest je toch op de fiets Noord-Holland in, vaak wel tot in de Wieringermeerpolder. En dan had je nog altijd de IJ-pont, waar Nederlandse landwachten je buit konden inpikken en dat nog vaak deden ook.
Het totale gebrek aan brandstoffen was ook voor Betondorpers aanleiding tot grootscheepse zaagactiviteiten. Ik herinner me dat in het plantsoen aan het Onderlangs om klokslag vier uur in de morgen (einde spertijd) in het stikdonker het gezaag in het hele plantsoen hoorbaar was. Hout voor de kachel!
Nog een paar herinneringen in dit kader: kolen zoeken op het rangeerterrein van de NS bij het viaduct over de Kruislaan. Vanaf vier uur ’s morgens in de rij staan bij de Vana of bij Quatfass, de groenteman, om beurten met je moeder, om op je distributie- bonnen een minieme hoeveelheid levensmiddelen te bemachtigen vóór alles al weer uitverkocht was. Het verstrekken van warme maaltijden in een van de scholen op het Zuivelplein, inmiddels verlaten door de Duitsers. Hoe dit allemaal geregeld werd, wisten wij niet, maar vele jaren later hoorde ik dat er een commissie actief was onder leiding van de tijdelijke burgemeester van Betondorp, dokter Wagenaar, die het voedsel per schip uit Friesland liet komen. Met de Duitse autoriteiten was overeengekomen dat dit transport ongemoeid werd gelaten.