"Ik heb een grote woning", zei mijn moeder altijd. Nu vinden we een dergelijke woning niet meer groot. Een huiskamer van vier bij vier, een heel klein keukentje aan de kamer vast. Een slaapkamer voor mijn ouders waar net een tweepersoons bed in paste, een kamertje voor mijn zusje waar naast het bed toch nog wel zo’n 60 cm overbleef en wij, de jongens, met z’n drieën op een zolderkamer van ongeveer twee bij drie. Er waren veel gezinnen in de buurt met heel veel kinderen en weinig ruimte.
In 1948 verhuisden we vanuit een halve woning in de Wibautstraat naar de Retiefstraat. Het Centraal Bureau Huisvesting (CBH) was zo vlak na de oorlog erg streng. Er kwam iemand van het CBH bij je thuis kijken of je wel recht had op een grotere woning. Dat recht hadden we eigenlijk niet, want de alkoof, waarin we allemaal sliepen, had hoog in de zijwand een raampje. Maar tijdens de controle was het raampje dichtgeplakt en gecamoufleerd met een gordijn.
De nieuwe woning deed 4,30 gulden huur in de week. Het was een woning die eigendom was geweest van het Handwerkers Vriendenkring, een joodse woningbouwvereniging. In de oorlog was het interieur eruit gesloopt en na de oorlog vernieuwd. Mijn ouders hebben er tot begin zeventiger jaren gewoond. Na een hartaanval mocht mijn vader niet meer naar drie hoog en moesten ze acuut verhuizen. Tot die tijd zei ik altijd, als ik van plan was naar mijn ouders te gaan: "ik ga even naar huis." Toen ze eenmaal verhuisd waren, zei ik dat niet meer. Thuis was dus de Retiefstraat.
Thuis was de Retiefstraat
In 1948 verhuisden we vanuit een halve woning in de Wibautstraat naar de Retiefstraat.
13185 keer bekeken