Na de eerste aanvraag voor Versterkende Middelen in maart 1932 is het een periode ‘stil’. Daarmee is er waarschijnlijk niets verandert in de gezondheidssituatie van Magdalena. Misschien omdat men het zelf wist te redden of omdat er een deel van het dossier ‘zoek is’. Dochter Alida is zeker vanaf 1932 aan het werk met een aanvankelijk salaris van 8 gulden per week. Zij is japonnaaister en werkte in 1932 bij Troeder in de Oude IJsselstraat.
Maar in het jaar 1938 is er duidelijk iets verandert. Jacob is namelijk ziek en kan niet meer werken. Ook met Magdalena gaat het blijkbaar nog steeds slecht. Zij heeft een attest waaruit blijkt dat zij alleen nog maar licht werk mag doen. Voor er overgegaan kan worden naar een vorm van hulpverlening moeten er eerst nog wat bureaucratische handelingen verricht worden. Genoteerde wordt de hoogte van de huur en de fondsen. Er is in vergelijking met 1932 niets verandert. Er wordt ook gekeken naar de mogelijke onderhoudsplichtige familieleden. De ouders van het echtpaar zijn alleen overleden. Dochter Alida is in 1938 nog thuiswonend, maar heeft wel een andere betrekking gevonden. Zij werkt bij Springer op de Nieuwe Prinsengracht 13. In het dossier is er wat onduidelijkheid waar zij nu precies woont. Op haar archiefkaart staat zij nog ingeschreven bij Magdalena, het dossier meldt dat zij inwonend is bij haar zuster. Extra opvallend is dat zij stiefdochter wordt genoemd. Maar zij is de volle dochter van Jacob, Magdalena is wel haar stiefmoeder. Haar zuster Maria is inmiddels getrouwd op 16 februari 1938 met Izaak van Embden en woont op het adres Beukenweg 11 III. Beiden hebben werk, zijn in 1938 nog kinderloos, maar krijgen de vermelding dat ze niet meer onderhoudsplichtig zijn. Rapport
Veel dossiers beginnen met een soort van overzicht van het werkzame leven van de aanvrager. Zo ook nu in het geval van Jacob. Zo wordt nogmaals vermeld dat hij werkzaam was als diamantwerker, maar al 18 jaar werkzaam was als hulpportier of gangwacht bij de Beurs van de Diamanthandel met een verdienste van 20 gulden per week. Als gevolg van ziekte, niet nader uitgelegd, heeft hij dit werk moeten neerleggen. Er wordt nog wel verwezen naar een ontslagbrief of iets gelijkwaardigs, maar dit ontbreekt in het dossier. Jacob heeft een laatste uitkering van ziekengeld ontvangen op 7 april 1938. Volgens de, afwezige, ontslagbrief ontving hij bij zijn ontslag een gratificatie van 80 gulden, gelijk aan 1 maand salaris. Jacob blijkt verder een spaarbankboekje te hebben van De Stad Amsterdam met een batig saldo van 101,73 gulden (dd. 11 februari 1936).
NAAR: VERHAAL 1
OF NAAR: VERHAAL 5