Tot 22 oktober 1930 woonde behalve dochter Willemina ook de zoon Jacob nog thuis. Jacob, venter in garen en band, is echter op 20 oktober van dit jaar gehuwd en niet meer inwonend. Hoewel venter of koopman genoemd, vond ik geen ventvergunning. Hij betaalde f. 6,- kostgeld per week. Later zou hij totaal ander werk gaan doen. Op basis van deze gegevens wordt vanuit Maatschappelijke Steun een bedrag berekend van f. 10,25 per week met ingang van 21 november 1930. De laatste uitkering wordt verstrekt op 13 februari 1931. Met ingang van 13 april 1931 is Henrie weer aan het werk bij de firma Soesan. Hij bedankt voorlopig voor verdere steun.
Op 10 juli 1931 wordt opgemerkt dat Henrie in totaal ongeveer 10 weken aan het werk is geweest. Niet een aaneengesloten periode, maar verspreid over 5 maanden. Zowel Henrie als zijn vrouw Esther genieten inmiddels een Ouderdoms Rente van f. 2,50. In deze aantekening wordt ook voor het eerst gesproken over de dochter Willemina. Zij zou kostuumnaaister zijn, maar thans werkloos. Willemina is pas sinds een jaar thuis na ongeveer 9 jaar verpleegd te zijn geweest in Santpoort. Zij zou, in de woorden van de ambtenaar, ‘als onvolwaardig te beschouwen zijn’. Overigens wordt ook Castricum genoemd als verblijfplaats. Nu zij weer bij de ouders thuis is krijgt men wel ondersteuning: ‘Men staat in connectie met het Wilhelmina Huis, Prinsengracht 771 om deze dochter iets bij te brengen.’
Het Wilhelmina Huis waarover in het dossier wordt gesproken was aanvankelijk een opleidingsinstituut voor leerling verpleegkundigen in de psychiatrische zorg. Daarover werd zo rond het jaar 1900 uitgebreid over geschreven, vooral omdat ‘dit zo geschikt werk was voor jonge vrouwen’!
Het Wilhelmina – huis te Amsterdam.
“Over deze inrichting wordt ons het navolgende uit Amsterdam geschreven. We nemen het met groote sympathie voor het doel op: „Het Wilhelmina-huis, gevestigd te Amsterdam, Prinsengracht 717, is opgericht om beschaafde jonge vrouwen, die den leeftijd van 18 jaren bereikt hebban, een proeftijd te doen doormaken, waarna zij, voldaan hebbende aan de eischen welke de inrichting haar stelt, geplaatst worden in een der krankzinnigen-inrichtingen. Het is zoo heerlijk het lijden dier ongelukkige patiënten te verzachten en hen, die door hun treurigen toestand verbannen zijn uit den kring hunner familie, door eene liefdevolle toewijding en trouwe verzorging, het leven nog wat dragelijk te maken. Wie zijn hier beter toe geschikt dan de jonge meisjes, welke zich een werkkring moeten kiezen en die toch van hunne geboorte af eigenlijk bestemd zijn en er reeds neiging voor toonen te hebban, om voor anderen, vooral voor hen die lijden te zorgen en op te komen. Mochten velen zich geroepen gevoelen tot dezen tak der verpleging. De directrice I. Tack is steeds gaarne bereid alle verdere inlichtingen te verschaffen." Bron: Leeuwarder Courant van 20 juni 1901
Naar: VERHAAL 1
OF NAAR: VERHAAL 4