Wie denkt dat tegenwoordig de winkels lang open zijn, weet waarschijnlijk niet hoe dat voor de oorlog ging.
Mevrouw van Dusseldorp uit 1923 kan zich nog goed herinneren dat het boekenwinkeltje, annex kantoor- en school artikelenzaak, van haar ouders door de week tot 8 uur ’s avonds open was en op zaterdag tot 10 uur. Het kwam geregeld voor dat de winkelbel ging terwijl het gezin aan tafel zat, moeder kwam zuchtend terug als het dan om de verkoop van 1 postzegel bleek te gaan. Meestal hadden haar ouders plezier in het winkelierschap, maar sommige klanten… In de winkel werden ook ‘kastrandjes’ verkocht, strookjes papier waarmee je kastplanken aan de voorkant versierde, en die waren er in talloze patronen. Een klant liet moeder alle variëteiten die ze onder de toonbank bewaarde uitstallen en besloot toen “nee het is me toch te duur, ik ga naar de Hema”.
De boekwinkel was in de Blasiusstraat op nummer 66, even verder op was de boekbinderij. “Ik mocht vanuit school vader helpen, dat vond ik heel leuk, bijvoorbeeld bij het vergaren en naaien van boeken. Dat ging zo; van de drukkerij kwamen grote vellen bedrukt papier, die moest je zo vouwen dat er een boekblad ( een katern) ontstond en dat werd weer opengesneden op een snijmachine. Vader had een nummermachine, een ponsapparaat en een pers voor het aandrukken van ingenaaide boeken.”
Mevrouw herinnert zich dat er in haar jeugd veel handel op straat was, een melkventer, diverse viskarren, een man met haring en zuur:alles kwam langs. De verkopers hadden meestal maar 1 product. “Je hoefde de deur niet uit voor je boodschappen, trouwens vaak zaten de mensen met een stoel op straat “. Ook op zondag kwamen er verkopers langs, bijvoorbeeld de sinaasappel venter. Mevrouw weet nog zijn roep: “sodemieterse sinaasappelen, 7 voor een dup”.
“Ik ging naar de school met de Bijbel aan het ’s Gravesandeplein, ik vond het fijn want ik kon goed leren. Vader en het schoolhoofd wilden dat ik naar de HBS aan het Oosterpark ging, ik was al geslaagd voor het toelating examen, maar moeder vond dat niks voor een meisje. Ik ging naar “de school voor vrouwelijke jeugd” aan de Weteringschans, daar leerde ik naaien, strijken, handwerken en patroon tekenen. Na 2 jaar school haalde ik het diploma costuum naaien en ging werken op een klein atelier in Diemen. Dat heb ik precies 1 week gedaan, vader vond dat ik veel te weinig verdiende en beter bij hem in de winkel kon komen helpen”. Dat heeft mevrouw gedaan tot ze op haar 21e jaar trouwde, midden in het oorlogsjaar 1944, met Klaas van Dusseldorp die ze via de kerk leerde kennen. En wederom kwam ze in een winkel te staan, want haar man werkte in de groentewinkel van zijn ouders op de hoek van de Sumatrastraat en de Insulindeweg . “ De dag na mijn trouwen stond ik in de groentewinkel. Het was oorlog en eerst konden we via een tuinder nog wel aan groente komen, maar het was dan maar 1 soort, bijvoorbeeld andijvie of prei. Dat schreven we dan op de etalageruit, het was het enige wat we verkochten die dag. Later werden het suikerbieten. Ook in de winkel van mijn schoonouders hing het bordje ‘verboden voor Joden ‘ de groenten werden daarom bezorgd bij de Joodse klanten, zolang ze er nog waren tenminste.”
Na de oorlog breidde het gezin van mevrouw zich snel uit en de woning schuin boven de winkel werd te klein. In 1965 verhuisde het gezin naar het Christiaan Huygensplein en hielp mevrouw nog maar af en toe in de winkel. “Maar mijn man hield heimwee naar de Indische buurt en toen wij in 1996 deze flat in aanbouw zagen aan het Kramatplantsoen, hebben we meteen geïnformeerd en zo waar we konden een flat krijgen. Mijn man heeft er tot zijn overlijden van kunnen genieten en ik ben ook nog altijd blij dat ik hier woon “.