Achteraf heeft Anneke gehoord dat de familie van der Vecht- die een melkzaak hadden op de hoek van de Baweanstraat en de Boetonstraat - zich al eerder over een pleegkind hadden ontfermd, hoewel ze zelf toch ook vier kinderen hadden. Met veel warmte denkt ze terug aan de jaren die ze in dit gezin heeft doorgebracht. Ze herinnert zich dat ze als kind achter de toonbank zat op een theekist van Van Nelle, speelde met het handvat van de kaassnijmachine en keek hoe de rauwe melk vanuit een bus in de pannen van de klanten werd geschonken.
Ze is zelfs een keer in de strooppot geduikeld bij een snoeppoging! Stroop werd toen vanuit een groot vat verkocht. Ook later - toen ze al lang weer bij haar vader en tweede moeder woonde - kwam ze nog veel bij oom en tante 'Vechie'. Dat was een winkel waar ze met plezier kwam, doorgaans vond ze het niet leuk om boodschappen te moeten doen. Ze ziet zo weer de Jaminwinkel voor zich waar ze jam moest halen. Vaak moest ze door om 1 postzegel te kopen in de Molukkenstraat waar een kantoorboekhandel annex postkantoortje was, een man in een beige stofjas klapte met een stempel op de brieven. In haar beleving was het in alle winkels druk, werden er veel praatjes gemaakt en moest ze - als dromerig kind dat vaak niet goed op haar beurt lette - altijd lang wachten.
De enige winkel waar ze ook nog wel graag kwam was de bakker op de hoek. Officieel mochten men niet voor 10 uur vers brood verkopen, dat was vanwege de arbeidstijden van de bakkers, maar als Anneke met schoolreisje ging werd er toch gezorgd dat ze verse kadetjes bij zich had. In alle vroegte kwam Anneke op de dag van het reisje naar de winkel, de bakkersvrouw deed de kadetjes in een tas en ging samen met Anneke de straat afspieden of er geen mens te zien was. Als de kust veilig was, moest Anneke snel naar huis hollen. Tot op de dag van vandaag weet Anneke niet of dit nu gespeeld was om het spannend te maken of niet.