Iedere winkel had zijn eigen geuren. De kruidenier rook naar koffie en thee, de melkzaak van Van der Vecht naar zuivel en door de geur in de sigarenzaak ben ik vast aan het roken geslagen. Bij de drogisterij in de Javastraat, de Concurrent, rook je een mengeling van zeep, azijn, drop, eigenlijk moeilijk te definiëren. Ik moest daar eens een pak NEFA (maandverband) halen voor mijn moeder, ik wist niet wat het was. maar de eigenaresse pakte het heel besmuikt in een bruine zak.
De lekkerste geur vond ik de prikkelende, kruidige geur bij de slager. Schuin tegenover groenteboer Jansen, in de Baweanstraat 1-huis, woonde de familie Van Voorst, die daar tevens een slagerij had. Het was een gewoon woonhuis, aan de buitenkant was niets bijzonders te zien. De voordeur naar het portaaltje stond meestal op een kier, daar lag Maxi, de trouwe herder. Via de gang kwam je dan in een halletje waarop de keuken, douchecel, woonkamer en twee slaapkamers uitkwamen. In die hal stonden de klanten te wachten bij de 'slagerij', die in een van de eigenlijke slaapkamers was gevestigd: daar had de slager zijn hakblok en je zag er de halve koeien en varkens hangen die daar pas geslacht door de vleessjouwers naar binnen waren gedragen. De worstmakerij zat in een uitbouw in de tuin. Wanneer je het nu aan iemand vertelt, wordt het gek gevonden, maar in die tijd keek niemand er van op. Ik haalde daar graag vleeswaren voor mijn moeder, want je kreeg meestal een plakje worst.
Soms pikte ik een paar centen uit mijn moeders portemonnee, ik bestelde dan in plaats van een ons leverworst een half ons meer en die plakjes at ik stiekem op. Ik moest natuurlijk wel opletten dat er ongeveer een ons overbleef. Lekkerder heb ik nooit meer geproefd!
Verteller : Rob Spel