Vaak liep ik op zaterdagmiddag met mijn vader mee, twee dozen Topper shag en Ajax-kaartjes halen bij Hageman in de Van Swindenstraat. Ik deed het graag, al was het maar vanwege het Koch-mysterie. Met een stalen gezicht liet mijn vader zich 'meneer Koch' noemen. Later begreep ik dat hij al sinds zijn schooltijd de voetbalkaartjes voor ome Nelis afhaalde, diens naam noemde, sindsdien hardnekkig Koch werd genoemd en het maar zo had gelaten.
De shagboer schoof de kaartjes als een geschenk in een sigarenzakje en we haastten ons de winkel uit want het hoogtepunt van de wandeling moest nog komen. We liepen spitsroeden tussen de slenteraars, we passeerden collectanten en drongen ons tussen de gezinnen zwaar bepakt met boodschappen van de Dappermarkt. Maar we hadden er geen oog voor.
Al bij de schoenenwinkels tegenover het Van Swindentheater hoorde je de ijle klanken van een viool, begeleid door een ontstemde piano, galmend tegen de spoordijk in de Pontanusstraat. Zaterdagmiddagconcert anno 1950: pianist op bakfiets, de violist als een stehgeiger op de stoep.
Ik kende Eddy Christiani, Max van Praag, maar deze betovering!
Schubert, fluisterde mijn vader, Mendelsohn en Rachmaninov. Ik drong voor, tot ik de krantenknipsels kon lezen die op een schot aan de kar waren geplakt. Triomfen op de grote wereldpodia: Wenen, Londen, Parijs. Gevierde solisten aan lager wal geraakt, legde mijn vader uit, gevolgd door meer mooie verhalen.
Maar pas echt indrukwekkend was het Warschau Concert. De componist, Richard Addinsell, had volgens mijn vader op de puinhopen van het gebombardeerde Warschau gezeten en de noten met bloed op zijn manchet genoteerd. Er ging een rilling van genot door me heen en misschien was de eerste kiem van mijn liefde voor muziek gezaaid.