Het was voor de hele buurt een belangrijk nummer, want geen mens had zelf al telefoon. Zo kon het dus gebeuren dat er bij je werd aangebeld en dat een winkelmeisje naar boven riep: Telefoon voor u! Dan rende je naar beneden, de straat over en zo snel mogelijk naar de bakkerswinkel, waar de hoorn van de haak op je lag te wachten.
Vanuit ons hoekraam op twee hoog boven Stevense zag ik menigeen door de straat aan komen rennen en ik kende en herkende al die bijzondere loopjes.
Omgekeerd kon je in de bakkerswinkel natuurlijk ook zelf iemand opbellen. Je legde dan een dubbeltje op de toonbank en ging in de hoek rustig staan telefoneren. Dat je daarbij door een winkel vol klanten kon worden afgeluisterd donderde niet.
Er waren waarschijnlijk klanten die misbruik maakten van deze sociale telefooncel, maar ik kan me niet herinneren dat mevrouw Stevense ooit iemand publiekelijk op zijn of haar nummer heeft gezet, ze bleef altijd vriendelijk, ook als je een beetje tegen de regels inging. Als ik bijvoorbeeld op schoolreisje ging en al vroeg op was, dan kon je als vaste klant bij de nog gesloten winkel aanbellen om verse kadetjes te halen. Mevrouw Stevense deed ze in een papieren zak – 'open laten hoor!' - en ging je dan vóór naar buiten om even in alle richtingen te kijken of niemand de vroege transactie had opgemerkt.
Wat was dat allemaal nog gemoedelijk, zo anders dan de kil-efficiënte supermarkt van vandaag. Lekkerder ook trouwens. Ik proef nóg de tompoucen van bakker Stevense, die overigens zelf nog niet ter sprake is geweest, maar die je soms even uit zijn hete bakkerij naar buiten zag komen om een sigaretje te roken, een beetje slaperige man, zelf ongeveer net zo wit als zijn bestoven hemd.
Maar die tompoucen dus, lekkerder zijn ze nooit meer gemaakt, zeker vandaag niet. Om het nog naar niet te hebben over de geuren van de bakkerswinkel, die de hele ochtend onze straat vulden.
De bakkerij werd helemaal een luilekkerland toen een van mijn nichtjes er in de winkel kwam werken. Annie stopte me wel eens iets toe, een toffee of een handvol koekkruimels. En wat dacht je van de tijd toen er een meisje van mijn leeftijd achter de toonbank stond, Willie. Het liefste blondje ter wereld, vond ik. Zij woonde in de Karimatastraat maar was daar voor een timide jongetje als ik zo goed als onbereikbaar. In de winkel was ze ineens heel dichtbij. Op mijn veertiende heb ik haar mijn liefde verklaard, dat wil zeggen door vaker dan normaal in de winkel te komen. Ik had het er voor over om compleet voor gek te staan. Zo is het gebeurd dat ik aan de beurt was en dan tegen Willie zei: 'Een half Rotterdammer en een ons leverworst.' Ze keek me lachend aan, op de manier van 'je neemt me zeker in de maling', maar dat alleen al, ze had naar me geglimlacht!
Jaren later. Op een vrijdagmiddag kwam ik met verlof thuis uit militaire dienst. In de straat naast ons was iets gaande. Drukte van belang, vrouwen uit de buurt verdrongen zich bij een benedenhuis. En daar was de bruid, Willie.