Â
Â
Ik zat met mijn moeder te lunchen op een meidag in 1951 of '52. Het was geloof ik 2 of 6 mei 1952. 6 mei was mijnverjaardag, maar helaas ook de sterfdag van Maria Montessori en omdat ik op een Montessorischool zat werd dat in de klas besproken. 2 mei was de verjaardag van "Zusje" (Ineke) Aussen, het meisje waar ik een tafeltje mee deelde en waar ik erg verliefd op was. We woonden in de Riouwstraat op nummer 88, het blok tussen de Sumatrastraat en de Halmaheirastraat.
We hoorden een gepiep van remmen en meteen daarna gekrijs en geschreeuw. Mijn moeder keek uit het raam maar kon niet goed zien wat er gebeurd was. Ze zei: "loop maar gauw naar beneden en ga zeggen dat ik de G.G.D. al gebeld heb." In die tijd had nog bijna niemand telefoon, zeker niet in de arme Indische Buurt. Maar omdat mijn moeder een praktijk als logopediste had, had ze telefoon nodig.
Â
Beneden zag ik een vrachtwagen volgeladen met flessen Lodaline (een deel daarvan was bestemd voor het winkeltje om de hoek). Lodaline was een nieuw afwasmiddel, het eerste middel dat schoner waste dan soda.
Â
Vóór de vrachtwagen, een beetje naar links, lag een jongen, iets jonger dan ik, op zijn knieën opgevouwen. Zijn hoofd ontbrak. Even verderop, achter het rechter voorwiel van de vrachtauto, lag een Gouds kaasje, met nogal wat rood er over, het hoofd van de jongen.
Â
Omstanders vertelden dat de jongen aan de noordkant van de straat liep toen hij aan de overkant zijn tante zag lopen. Hij rende naar haar toe en kwam onder de vrachtwagen. De chauffeur had hem niet gezien.
Â
Het was het gruwelijkste ongeluk dat ik ooit gezien heb.
Â
De G.G.D. kon niet veel meer doen.
Â
Helaas weet ik niet hoe de jongen heette, en ook niet hoe het met zijn familie verder gegaan is. Hopelijk is er nog een lezer die daar meer van weet.
Â
Rob van Albada
Â
Â