Razzia op het Waterlooplein
Zondag 23 februari 1941 werd ik zes jaar. En ik had veel bezoek op die verjaardag. Ons kleine woninkje aan 1e Atjehstraat in Amsterdam stroomde vol met mannen en vrouwen. Maar ze hadden geen cadeautjes voor me. Ze kwamen ook niet voor mij. Ze kwamen voor mijn vader. Mijn vader was iets leidinggevends van de verboden Communistische Partij in de Indische buurt. En al die mensen kwamen naar ons toe om hun angst en verontwaardiging te uiten over de razzia die de Duitsers de dag daarvoor hadden uitgevoerd op het Waterlooplein. Honderden jonge Joodse mannen waren bij elkaar gedreven en afgevoerd. Een razzia die op die zondag tijdens Joodse markt gewoon doorging. Waar velen zich vooral druk over maakten was dat partijgenoot Gerrit Blom, die ik ome Gerrit noemde, daarbij was.
Oproep tot de Februaristaking
Mijn moeder zei later dat ze kwaad was geweest over dat drukke openlijke bezoek aan ons adres. Onze overbuurman was een WA man. Lid van de Weer Afdeling van de NSB. Ik was een beetje jaloers op zijn zoon, want zijn vader liep in een mooi uniform en was een keer door een heel leger WA-ers met trompetten en trommels eervol van huis gehaald. “Die gaat de moffen waarschuwen” zei mijn moeder “wees toch niet zo stom allemaal” “Ach het was verjaardagsbezoek zeggen we, als ze ons gaan ondervragen” had mijn vader geruststellend tegen haar gezegd en iedereen moest erom lachen. Er werd toen een groot pak papieren binnen gebracht waarvan iedereen een stapeltje kreeg. Dat papier zag ik veel later na de oorlog terug en was het pamflet STAAKT, STAAKT. De oproep tot de Februaristaking.
Tramwagen omgegooid
Van die staking kan ik me drie dingen goed herinneren. Ten eerste mijn opgewonden vader die trots vertelde dat hij een trein op het Muiderpoortstation had leeg gekregen. Later begreep ik dat hij mannen die voor de werkverschaffing (gedwongen werk bij uitkering) met de trein naar Amersfoort zouden gaan had overgehaald uit de trein te stappen om zich bij de staking aan te sluiten.
De volgende dag kwam hij met een stel mannen nog opgewondener thuis. Ze hadden een tramwagen omgegooid bij de uitrit van een tramremise. Dat vond ik heel spannend, hoewel het doel ervan me toen niet geheel duidelijk was. Maar wat vers in mijn geheugen ligt is enerzijds het enthousiasme en het optimisme bij iedereen en anderzijds de angst van mijn moeder. Mijn vader kon vol vertrouwen over nieuwe medewerkers praten, maar mijn moeder hield altijd rekening met verraad.
"Die komen voor mij" hoor ik mijn vader nog zeggen
Woensdag 26 februari speelde ik op straat met de voor mijn verjaardag gekregen tol. Ik was daar zo gespannen mee bezig dat ik nauwelijks merkte dat de andere kinderen gillend naar hun huis renden. Mijn buurmeisje Thea Vonk schreeuwde me toe: “Fransje, Fransje ga naar huis!” Ik keek op en zag toen pas de grote groene vrachtwagen die aan de overkant van onze woning stopte en waaruit Duitse soldaten met geweren sprongen. Nu was ik ook in paniek. Rende naar ons huis en de trap op waar ik onderweg ome Jan van Dijk tegenkwam. Binnen riep ik: “soldaten, soldaten!” “Die komen voor mij” hoor ik mijn vader nog zeggen. “Ik ga via de veranda naar beneden”.
Er werd geschreeuwd en geslagen
Hij rende naar de verandadeur maar kreeg die niet genoeg open omdat de wasmachine (zo’n grote houten kuip met handaandrijving) ervoor stond. Hij wilde terug rennen om via de slaapkamer op de veranda te komen maar toen schopten ze deur al open. Het kleine gangetje stond ineens vol met die groene soldaten en hun grote geweren. De kleinste met pet en pistool sloeg mijn vader direct in zijn gezicht. Mijn moeder gilde en trok me weg van deze scene en duwde me in de slaapkamer. Daar kon ik slechts gissen wat er gebeurde. Er werd geschreeuwd en geslagen. Van angst verstopte ik me onder het bed van mijn ouders. Toen ging de slaapkamerdeur open en zag ik soldatenlaarzen op me af komen en even later de kop van een soldaat. Hij moest verschrikkelijk lachen toen hij me aan mijn kraag onder het bed uitsleepte. Hij duwde me naar het gangetje waar hij me toonde aan zijn maten, zei iets die daarop ook hard moesten lachten. Mijn moeder trok me uit de handen van mijn kwelgeest met een felheid die me nog banger maakte. Mijn vader zag ik niet meer.
Het was gevaarlijk geworden om ons te kennen
Hij was, hoorde ik later, de trap afgeslagen en in de overvalwagen geschopt. Trouwens ook ome Jan van Dijk, die waren ze onderweg naar boven tegengekomen.
Moeilijk voor te stellen is tegenwoordig dat bijna niemand telefoon had. Mijn moeder moest het nieuws over mijn vaders' arrestatie lopend en fietsend verspreiden. Sommige mensen wilden haar niet meer binnenlaten. Het was gevaarlijk geworden om ons te kennen.
Bezoek aan Lloyd-hotel
Wel kan ik me een bezoek aan het Lloydhotel herinneren, waar familieleden en kennissen de gevangen februaristakers en organisatoren mochten zien en spreken. Het waren voornamelijk vrouwen die stonden te wachten in de entree, beneden een bordes waarop de gevangenen zouden verschijnen. Ik stond wat verloren tussen de grote mensen totdat ik plotseling werd opgetild en tot mijn paniek zag dat ik op schouders van een Duitse soldaat zat. Hij liep met me rond, iets luid roepend wat ik niet verstond. Mijn moeder vertelde me veel later dat hij vanwege mijn blonde krullen had geroepen dat ik een perfect voorbeeld van een Germaan was.
Zijn gezicht was heel bleek en had blauwe plekken
Toen mijn vader op het bordes verscheen herkende ik hem nauwelijks. Zijn gezicht was heel bleek en had blauwe plekken. In een begin van een autobiografie schrijft hij dat hij zich schaamde over zijn zwakheid tijdens de verschrikkelijke verhoren. Er waren mensen zoals Rosa Boekdrukker waaruit ze geen woord hadden kunnen krijgen.
Mijn vader had zijn leven gered
Later was hij sterker. In een zomerkamp voor kinderen van verzetsmensen heb ik mensen ontmoet die mijn vader tijdens hun gevangenschap in Duitsland hebben meegemaakt. Allen complimenteerden me met mijn vader die zo bleek met grote moed en slimheid voedsel en andere voordelen voor zijn medegevangenen organiseerde. Ook kwam ik een grote ondernemer (absoluut geen communist) tegen die onomwonden verklaarde dat mijn vader zijn leven had gered. Heerlijk om te horen als zoon!
Het wonder van Gerrit Blom
Nu het wonder van Gerrit Blom. Gerrit Blom, partijgenoot van mijn vader, hoorde bij de 427 Joodse mannen die bij de razzia’s op 22 en 23 februari werden opgepikt en uiteindelijk afgevoerd naar Mauthausen om daar door afmatting en uithongering vermoord te worden. Maar mijn vader noemde hem bij zijn verhoren als medeplichtige aan de organisatie van de Februaristaking. Mijn vader schrijft hierover: “Ik kon hem makkelijk noemen, hij was tenslotte al gepakt”. Ineens vonden de moffen het interessanter om Gerrit als aangeklaagde te hebben in het proces tegen de organisatoren van de Februaristaking in september 1941 dan als “Volljude” die zo snel mogelijk in Mauthausen kapot gemaakt moest worden. Zo werd Gerrit Blom tot tuchthuisstraf veroordeeld en overleefde hij de oorlog.