Protestbrieven
De familie Rozelaar was niet gelukkig met de gang van zaken. Dat de hoogte van het bedrag daarin een rol heeft gespeeld, zou zo maar kunnen. Maar er speelt duidelijk meer. Op 10 maart 1926 schrijft Ad. Rozelaar een brief (Memorandum) waarin hij vraagt: ‘…. zouden wij gaarne van u willen vernemen krachtens welke overeenkomst of welk wetsartikel wij verplicht zijn deze onkosten te betalen’. Vijf dagen later volgt een nieuwe brief, nu mede ondertekend door de meeste betrokken eigenaren. Men vraagt om overleg! In de laatste brief wordt verwezen naar; ‘Uwe aanschrijvingen No. 5/1926 dd maart j.l.’.
Alleen Alfred Levie tekent niet. Hij geeft te kennen (al op 13 maart 1926) het verschuldigde bedrag te betalen. Hoe het verder is afgelopen voor de andere ‘aanliggende eigenaren’ en hun voorzichtige protestbrief is niet duidelijk. Er zit verder geen correspondentie of iets dergelijks in het dossier. Waarschijnlijk heeft een ieder gekozen om dan toch maar te betalen.
De brief waarnaar werd verwezen, zit niet in het dossier, althans niet een brief met een exacte of precieze datum. Wel is er een voorbeeldbrief (van .. maart 1926) waarin wordt gesteld dat alle ‘aanliggende eigenaren verplicht zijn tot het onderhouden en zo nodig vernieuwen van het riool’. Deze brief heeft ‘open ruimtes’ voor later in te vullen namen, perceelnummers, oppervlakte van de diverse percelen en de te betalen kosten.