Mevrouw Braaksma kwam met haar man en drie kinderen uit Amsterdam Noord wonen in de Danie Theronstraat 19, 1 hoog. Ze hadden haar verteld dat deze buurt mensen van allerlei rangen en standen samensmeedde tot één grote familie. "Je had daar oma beneden, dochter erboven en daarboven de kleindochter." Er woonden ook veel na de oorlog teruggekeerde Joodse marktkooplieden met hun families. "Vaak tegen een uur of vijf kwamen de marktburen met hun overgebleven vis; deze werd gebakken en uitgedeeld."
In de zomer zaten de vrouwen met hun breiwerk in de portieken op stoeltjes. Er werd veel geroddeld: wie vreemd ging, wie zijn kinderen sloeg. Maar toen meneer Braaksma langdurig ziek was, kookten de buren, werden de kinderen opgevangen en breide de bovenbuurvrouw sokken voor de hele familie. De dochter sliep, toen zij ouder werd, op de lattenzolder gezellig naast de zoon van de bovenburen. Zo hoefde maar één moeder de kinderen te roepen. Er was geen douche, mevrouw Braaksma ging met haar kinderen naar het badhuis. Ze badderden daar tussen de eerste gastarbeiders die een vreemde taal spraken. Het jongste kind ging gewoon in de tobbe in de keuken.
Mevrouw Braaksma werd actief in de buurt en organiseerde samen met enkele buren koffieochtenden om de onderlinge band te versterken. Ook tijdens de renovatie van de woningen in 1973 was ze actief. Veel mensen verhuisden, met achthonderd gulden oprotpremie, naar Almere en Purmerend. Alle woningen werden opgeknapt en de poortwoningen gesloopt: daar kwam een buurthuis, de huiskamer van de straat. Nu, jaren later wonend in de Oetgensstraat, mist zij die het meest.