Op mijn advertentie voor een woningruil kreeg ik een appartement in de Linnaeusdwarsstraat aangeboden. Ik moest de straat eerst opzoeken op de plattegrond van Amsterdam. Het leek een uithoek, het einde van de stad. Maar toen ik er rondliep was ik meteen enthousiast. Het was een smal doodlopend straatje met een dorpse sfeer. Voorin blokken nieuwbouw, waarin het aangeboden appartement. Achterin kleine, lage huisjes met een wat rommelige aanblik. Ik vond het een zeer onverwacht straatje. Hier gaf ik mijn etage aan de drukke Bilderdijkstraat graag voor op.
“De hibsekrib! Vind je het goed dat ze dáár gaat wonen?", vroeg mijn oma aan mijn moeder toen ze hoorde dat ik een andere woning had gevonden. Maar ik was dertig. Ik had geen goedkeuring meer nodig en was heel blij met mijn nieuwe huisje. Ook mijn tante had haar twijfels bij mijn nieuwe straatje. Zij woonde in haar jeugd aan de statige Bredeweg. “Ga je in de Hibsekrib wonen? Wij noemden dat de krotjesstraat. Allemaal arme huisjes en arme mensen. Als kind durfden we niet door dat straatje te lopen. We liepen liever om."
Van de arbeidershuisjes uit haar jeugd staan er nog maar weinig. De meeste hebben plaatsgemaakt voor de nieuwbouw of zijn opgeknapt en voor veel geld verkocht. Slechts een enkel huisje herinnert nog aan die tijd, toen de Hibsekrib nog een begrip was. Het was een verbastering van de oorspronkelijke naam Ibsenstraat, genoemd naar de bouwer van het eerste huis, J. Ibsen.
Inmiddels woon ik tien jaar in de Watergraafsmeer. Ik heb mijn appartement in de Hibsekrib verruild voor een grotere woning met tuin in een van de sjiekere straten om de hoek. Ik woon nu ‘op stand’, maar als ik over de Middenweg fiets, kijk ik nog altijd even dat nauwe straatje in.