Henk Vink herinnert zich 'de Hiksekrib' als een straatje met een heel eigen sfeer. Hij schrijft:
" Voor de oorlog schrobden de vrouwen met z'n allen zaterdags de stoep. Mijn vriendjes waren toen Jaopie en Jopie...., Tinus de Boog en Anton... Namen van buren zijn me wat ontschoten, weet nog: de families de Boog, van de Loo, Fagel. Begin mei '40 moest mijn vader [vanaf de Grebbeberg] het hoogadelijke paard van zijn ritmeester in veiligheid brengen, bij een boer in de Haarlemmermeer [ waar Pa had gewerkt ]. Halverwege, in de Hibsekrib dus, heeft het "peart" 's nachts gelogeerd in de schillenboerenknol - stal van de onze buurman. Toen het dier de volgende dag veilig was afgeleverd bij een boer, waren de Duitsers al zo ver opgetrokken dat Pa niet terug kon, maar de laatste oorlogsdagen bij Schiphol was "gelegerd". Nadat vader was opgepakt in de hongerwinter werden Moeder,broer en ik naar Friesland geëvacueerd. Diverse oude buren hebben toen via ons een ladinkje voedsel opgehaald. Na de bevrijding hebben de buren voor ons drieën [ vader is in een kamp omgekomen] een kraakpand geritseld en ons geholpen met de meest noodzakelijke meubels.In 1951 ben ik naar de Marine gegaan, dus woonde ik er feitelijk niet meer, maar tot 1954 was het mijn officiële adres. Al met al was die Hibsekrib een genoeglijk straatje".