Mijn grootvader was vervener en liet turf steken in de later zo beruchte Volgermeerpolder (bij Broek in Waterland). Hij ging regelmatig per bootje, gestuurd door de zoon van sluiswachter Katsberg, naar de baggermachine kijken. In de vakanties mochten we vaak mee! Een feest.
Helaas was turf in de dertiger jaren bijna geen cent meer waard. Dat was het wel in het laatste oorlogsjaar, turf werd toen goud waard. In september 1944 togen mijn broer Jaap en ik per bakfiets naar Broek in Waterland en kregen, dankzij de familie Katsberg, goedkoop een bakfiets vol turf. Zonder problemen kregen we onze ‘oogst’ over de pont over het IJ. We hadden warmte, elke avond een gloeiend kooltje in het kleine potkacheltje, maar geen licht omdat de elektriciteit voorgoed werd afgesneden. Een drijvertje in een glas olie hielp nauwelijks.
Vaders gymnastiekleraar, dhr. Gordijn, had zijn motor gedemonteerd (er was toch geen benzine meer) en had de dynamo achter zijn op blokken geplaatste fiets gezet. Hij liet een leren dikke snaar over de velg van het achterwiel en het kleine wieltje van de dynamo lopen en verbond een accu aan de dynamo om deze op spanning te krijgen door op de fiets te gaan zitten trappen. Zwaar werk, de snaar moest strak blijven staan. Elke avond kon hij zo enkele uren lang een 6 volts fietslampje helder laten branden. Hij had licht, wij warmte! Vader en Gordijn werden het snel eens: voor een tas turf mochten we iedere morgen een half uur licht komen halen. De volle accu ging in de tas mee terug. Gordijn zat in de warmte en wij hadden licht.
De hele oorlogswinter door ging alles perfect. Rond het kacheltje gezeten lazen we elkaar om de beurt een hoofdstuk voor uit een boek onder andere uit ‘Van een oud stadspompje’ door H.J. de Groot.
Warmte voor licht, licht voor warmte
Elke avond kon hij zo enkele uren lang een 6 volts fietslampje helder laten branden.
3040 keer bekeken