Op het Zeeburgerpad waren veel bedrijven gevestigd welke min of meer bevoorraad werden door het Abattoir, bijvoorbeeld huiden en darmen. Ook het vleesvervoer zat zo dicht mogelijk bij de Veelaan. Op het pad zat de paardenstal en op de Zeeburgerdijk de garage van het vleesvervoer Paanen. Ome Nico was de baas in de paardenstal en doordat we vaak langs kwamen en stonden te kijken naar de trekpaarden mochten wij helpen met voeren en mesten, we waren met drie vriendjes. Eerst mochten we met de kruiwagen de mest afvoeren naar de mesthoop aan de nieuwe vaart. Na enige tijd ook de mest tussen de paarden weghalen. De paarden niet laten schrikken, rustig werken en niet schreeuwen, was het advies van ome Nico. Als we voor schooltijd kwamen mochten we helpen met inspannen, want de wagens moesten vroeg naar het abattoir waar het vlees werd ingeladen. Erg zwaar werk, de koetsiers liepen met enorme stukken vlees op hun rug en op het hoofd een kap welke vastzat aan hun werkkleding. Ze kregen op latere leeftijd knie- en rugklachten.
s`Middags na schooltijd op de hooizolder het hooi flink losschudden zodat er geen stof meer inzat om te voorkomen dat de paarden dampig werden. Daarna werden de ruiven vanaf de zolder gevuld. Er waren ook haver, biks en lijmkoeken waar ome Nico overging, want je moest de paarden goed kennen om te weten wat ze kregen. Na het uitmesten kwam er schoon stroo wat eerst uit pakken moest worden los gemaakt en dan verspreid in de stallen. De hoefsmid kwam regelmatig voor het beslaan van de hoeven. Je rook het al als je het pad opkwam aan de brandlucht van de hoeven.