Er waren in onze jeugd heel veel winkels in de buurt. Op de hoek Insulindeweg/Sumatrastraat zat een grote textielzaak de WIBA. Daar werden linnengoed, pyjama’s, sokken, nylonkousen verkocht en daar kwam ook mijn eerste bh vandaan. De zaak werd geleid door een lange blonde man die altijd erg aardig was. Later is in dat pand een juwelier/horlogerie gekomen. Aan de overkant rechts zat een schoenmaker en een sigarenwinkel, op de hoek een Tarvo bakker (dus geen warme bakker, een tarvobakker verkocht verpakt brood) en de slagerij Derksen. Op de betegelde vloer van de slagerij lag zaagsel om het bloed van de halve beesten die daar aan haken hingen op te vangen. Als je bofte kreeg je stukje worst. Even de hoek om de Sumatrastraat in op de hoek van de Palembangstraat zat de Volendammer vishandel waar grote betegelde bakken met stromend water stonden waarin levende aal zwom. Op hemelvaartsdag werd bij ons thuis gestoofde aal gegeten. Feest! Wat zou ik nog eens graag de gestoofde aal van mijn moeder eten.
In de Palembangstraat zat een kolenboer die zakken kolen thuis bracht. Mijn moeder bestelde dan een aantal mud kolen. De trap- en ganglopers werden dan opgerold en er werden kranten op de vloer gelegd. De pikzwarte kolenmannen hadden een jute zak half over hun hoofd en droegen op een schouder de zakken kolen de trap op door de gang en de veranda op waar ze de zak kolen in het kolenhok stortten. De lege zakken werden in de gang op elkaar gelegd zodat mijn moeder ze later kon tellen of het aantal klopte. Het kolenhok was een houten kast met een grote houten klep op heuphoogte en een klein vierkant gat onderin van waaruit je de kolen schepte en in de kolenkit gooide.