Weer kon hij het niet laten
Hoewel hij het lang had vermeden
Maar trok toch aan dat touwtje
Dat touwtje naar het verleden.
De brievenbus grijnsde hem toe
Herkende zijn verslaving
Daarbij was hij slechts het heden moe
En zocht bescheiden laving.
Als betrad hij bij de Waag die kit
Waar opium werd geschoven
Of in die Amstelstraat de It
Waar danig werd gesnoven.
Het heden was hem iets te veel
De krokodillentranen moe
Wat kleur had eiste weer zijn deel
Al kwam niemand dat echt toe.
Dus sloop de junk die trap weer op
Zuchtig naar vroegere tijden
Bewust geen schijn van kans op strop
Door het heden te vermijden.
De lafaard van heden was weer thuis
Net als die held van toen
Voor even verlost van straat en buis
Met rust in zijn blazoen.
De potkachel knapperde in zijn stee
Vol eierkool, cokes of briketten
Die weldaad aan warmte stemde tevree
Dus besloot hij zich kort te zetten.
Het vuur achter het mica van de haard
Weerkaatste op zijn blik sigaretten
En die aanblik was hem een veelvoud waard
Van de tijd waarop hij niet wilde letten.
Het koekoekklokje aan de wand
Tikte zacht tellend al zijn gedachten
Nam van al wat hij nu had hem bij de hand
Tot wat hij ooit als kind mocht verwachten.
Wat was het hem toch goed gegaan
En zo nu en dan toch even fout
Maar daarbij werd er toen niet echt stilgestaan
En nog steeds daarvoor echt niet benauwd.
Maar de rijkdom van die oude straat
Waar toch niemand zo vreselijk veel had
Preegde wel zijn leven in norm en daad
Met verdraagzaamheid als grootste schat.
Waar was het toch ooit fout gegaan
Aan die buurt had het echt niet gelegen
Welke invloed funest in dat huidig bestaan
Waar de hulp is vervangen door plegen.
Voor zijn geest kwam het dak aan de overkant
Zag zijn buurman als altijd bij de les
Een antennebeugel draaiend met bevende hand
Spiedend naar het signaal van de NTS.
Die wereld was niet meer waaraan hij nog hing
Dus hij dacht bij zichzelf: man, wat let je
En gooide voordat hij de deur weer uitging
Op het vuur nog zo'n lekker briketje.