Een hommage aan het Geheugen van Oost door Erik Bouwman ter gelegenheid van ons 10-jarig bestaan.
Lieve Jo en kornuiten,
Mag ook wel eens gezegd worden.
Zonnige groet,
Erik
Een hommage aan het Geheugen van Oost door Erik Bouwman ter gelegenheid van ons 10-jarig bestaan.
Lieve Jo en kornuiten,
Mag ook wel eens gezegd worden.
Zonnige groet,
Erik
10 Jaren Geheugen van Oost
10 jaren Geheugen van Oost, we staan er graag bij stil,
In diepst oprechte dankbaarheid; het geeft je wat je wil.
Een heel mooi stukje nostalgie, ver voor het werd geboren,
Neemt het je mee naar toentertijd, als molen op ons koren.
.
10 jaren Geheugen van Oost, die tijd is echt gevlogen,
Van sport tot diepste achtergrond, en ook de lol gedogen.
Vergeten leek die oude tijd, maar hier werd zij herboren,
Vol lief en leed, met ook wat nijd; de molen op dat koren.
.
10 jaren Geheugen van Oost, pas veel te laat ontdekt,
Voor mij een grote inhaalslag, hoe vuil ook vaak gebekt.
Het touwtje uit de brievenbus, die knikker ooit verloren,
Jeugdsentiment voor jong en oud, als molen door het koren.
.
10 jaren Geheugen van Oost, waar halen ze het vandaan,
Die ouwe Snip en Snap revue, dat reisje naar de maan.
Een kleine stap in die grote stad, waarin ik werd geboren,
Maakt je toch elke dag nog plat, als molen over het koren.
.
10 jaren Geheugen van Oost, vol bommen, Krieg en Joden,
Het merendeel om wie het gaat, reeds lang onder de zoden.
Het paard van onze schillenboer, de venter die je luid kon horen,
Zijn er niet meer, maar leven voort, als molens in ons koren.
.
10 jaren Geheugen van Oost, diens kleurrijkheid heel prachtig,
Maar ook zij uiten zich tevree, al zijn ze de taal niet machtig.
Een vriendelijk woord op elke hoek, en bij het UWV vooraan,
Verbasterd klinkt het er dan ook: we mollen voor de koran.
.
10 jaren Geheugen van Oost, we worden het niet zat.
Hoe raar het klinkt hebben wij mooi… een oorlog mee gehad.
Die nieuwe Oosters ooit van ver; maar zijn zij hier geboren,
Biedt oorsprongsbezoek toch wel soelaas; die molen maait hun koren.
.
10 jaren Geheugen van Oost, veel aanknopingspunten zoek.
De melkboer weg, de groenteman, en dat daar op die hoek.
Maar dan opeens die winketjes, als uit het niets herboren,
Gereanimeerd door Nieuw-Mokumers, die er toch echt bij horen.
.
10 jaren Geheugen van Oost, samen lossen wij het wel op.
Het is bepaald geen schrale troost, maar groot als Jut z’n kop.
Dat touwtje uit de brievenbus, komt echt nooit meer terug,
Maar meer dan welke geitensok, slaat het Geheugen wél een brug.
1422 keer bekeken
Het touwtje in onze brievenbus was danig aan vervanging toe.
De pick-up niet, want die was van Grundig en het 45-toerenplaatje van Paul Anka, wiens Diana middels twee bananenstekkertjes uit de mono-luidspreker in het deksel schalde, dat verticaal achter de ivoorkleurige toon-arm boven het mosgroene rubber van de draaitafel stond opgesteld.
Niemand had ooit nog van de goede jongen gehoord en van diens met verve bezongen vriendin al evenmin, maar elk meisje uit de buurt viel spontaan in katzwijm wat weer ten goede kwam van mijn anatomische les, die toch iets anders verliep als men het zich op school had voorgesteld.
Dankzij m'n buurtvriend Gerrit die op de grote vaart naar Japan voer, was ik mijn tijd in die tijd al ver vooruit, en had de hits uit Amerika dankzij die Japanse sluiproute geheid een jaar eerder dan ze hier ten lande gelanceerd werden, omdat een stel andere meisjesnamen toen nog niet in de Noordzee en omstreken het ruime sop hadden gekozen.
Veronika met een K kende je slechts van de Comedian Harmonists, hoewel hun kwinkslag naar de omhoog groeiende asperge natuurlijk ook niet te versmaden was, maar Caroline moest nog gecomponeerd worden en van tekst voorzien, laat staan uitgebracht, dus ik scoorde als een gek met m'n Grundig, zij het veelal tot misnoegen van mijn meer directere omgeving, met name toen het bananenstekkertje er weer eens uitgefloept was, welk euvel door m'n oom Bep werd verholpen nét op het moment dat ik Shout van de Isley Brothers opzette, na voor alle zekerheid de volumeknop volledig open te hebben gedraaid.
De ouderen onder u zullen beseffen dat de goede man een onmiddellijke hartinfarct nabij was, en zelf was ik ook door het muzikale geweld ietwat overdonderd, want zoiets had je tot dusver nog nooit gehoord.
Niet mooi, maar wel hard, heette het toen en pas veel later kregen de eiland-broertjes de erkenning die zij verdienden, waarbij aangetekend dat het de anatomische les ook geen goed deed, ondanks het feit dat je leerde wat er allemaal kon schudden aan een meisjeslijf.
Gelukkig zat in diezelfde zending ook het slaapkamerogende Are You Lonesome Tonight van Elvis, want daarmee kreeg je ze allemaal plat. Niet om HET te doen, natuurlijk, want daarvoor waren we nog te jong, maar elke vingeroefening was meegenomen om die lome akkoorden te volgen, om over dat hoe-hoe-hoe-koortje nog maar te zwijgen, dat geheid een amandelencontrole tot gevolg had.
Ze liepen de deur plat, de Meisjes van Toen in hun tijdloos ogende petticoats onder de BB stippen en ruitjes, met hun bekraaidepoten ogen en hun verlokkend glanzende lippen van de Hema, bij wie ik sindsdien zelfs de lingerieafdeling met heel andere ogen leerde te bekijken, ongeacht het feit dat ik aan die haarlaklucht tot op de dag van vandaag nooit heb kunnen wennen. Hele kunstwerken waren het, die helmen daarboven, maar aan de andere kant had je daar als beginnende jongeling hartelijk weinig te zoeken, dus dat nam je op de koop toe, en het stralen dat ze er mee deden vergoedde veel.
Maar dankzij die pientere zwarte schijfjes uit het verre Japan moest wel binnen de kortste keren dat tot op de draad toe versleten touwtje vervangen worden.
Zojuist had hij eer eens een rondje door zijn oude buurtje gemaakt, waar hij en zijn muzikale broers een min of meer gelukkige jeugd hadden doorgebracht die hij inmiddels wezenlijk meer wist te waarderen dan toentertijd. Desondanks gonsde het "Wat ik geleerd heb in het leven" dat hij ooit met wat andere hoopvolle Nederlanders met expres hiervoor verkozen venijn te berde had gebracht nog steeds door zijn hoofd. Eenzijdig, dat wel, omdat, eigenwijs als hij in die jonge jaren van zijn carrière was, de pot altijd vol had opengedraaid, op de podia van het Hazerswoude van toen en Carré van later, hetgeen een hem gehoorgang had opgeleverd waar nog geen lintworm een uitweg in had gevonden, waardoor zijn gezang voortijdig afstierf en zijn ooit zo virtuoze gitaarspel de onoverkomelijke brug niet langer kon overbruggen.
Maar net toen hij bij het "niet aan je vader of je moeder" was aangeland zag hij het; een korte glinstering in een door regen vervuilde goot in de nabijheid van het Amstelstation.
"Krijg nou toch allemaal het heen en weer, " bromde hij, omdat ook zijn vocabulaire zich met de tijd had aangepast. Voorzichtig, om niet meteen met het IJzeren Kruis van Steiner geconfronteerd te worden en daarmee tevens het ongemak van een hernia aan zijn bestaan toevoegend, bukte zij zich en trok uit voorzorg een leesbril uit de binnenzak, maar verdomd als het niet waar was!
Echte schildpad, geen twijfel aan!
Voorzichtig pakte hij het kleinood op en begon het naarstig te poetsen met de schone zakdoek die zijn liefhebbende vrouw hem die ochtend nog had toegestopt.
En jawel hoor, opeens was er die flits!
Die flits van dat oude podium, daar onder hem in die Kuil, waar zijn carrière was begonnen, op die door etalagelampen verlichte Bühne van dat oude Frankendael, nadat hij, hij wist niet meer hoe lang naarstig had geoefend in die echo-gevende...
Verdomd als het niet waar was, dacht hij al iets meer terug in de tijd, terwijl zijn schreden als vanzelf richting die oude stationshal bewogen, die er op deze vroege zondagochtend bijkans uitgestorven bijlag.
Geen mens te bekennen, behalve zij natuurlijk, die ook in z'n kindheid al zijn muze was.
Zou ie dan even....
Nog snel even links en rechts kijkend, stevende hij op haar af en bracht zich in positie, zodat haar hemelse blik hem net zo goed waar kon nemen als weleer, toen hij met onzekere hand de eerste drie akkoorden op haar losliet.
Even nog maakte hij de vingers van zijn linkerhand los, bracht het zojuist gevonden plectrum in positie en toen klonk een weergaloos La Comparsa, virtuoos vertolkt op zijn luchtgitaar door de hal van het Amstelstation, als ode aan het Naakt van Steen dat al die tijd zo geduldig op hem had gewacht.
Als een monsterachtige navelstreng kronkelde het blauwachtige gevaarte zich al slingerend door Oost, in al diens glibberige ongrijpbaarheid links en rechts onwillekeurige slachtoffers makend met die giftige beet waaraan geen ontkomen was en die verslavender werkte dan de opiaten der oude Chinezen of de heroïne van een hedendaagse junk. De straten oogden al leger dan ooit en al wat er nog te zien was reeds lang in diens ban geraakt en dus bij voorbaat al reddeloos verloren, maar desondanks wist het ze hier en daar nog te raken in diens onverzadigbare lust het een ieder naar de zin te maken, wat immers de kern vormde voor elke verslaving. Kronkelend diens afhankelijk makende weg vervolgend plantte het met precisie de juiste dosering exact in die positie van het zenuwcentrum die het minste bescherming bood; die van het meest intieme zelf. Genotvol die schier onvoelbare beet uitdelend om zich terugtrekkend te verlekkeren aan de onmacht van het slachtoffer zich ooit nog aan hem te onttrekken. Zoals ook nu was de kans op voortijdige ontdekking nihil, en tevreden na een vlijtige dag trok de lichtblauwe navelstreng zich langzaam terug naar het veilige nest, waar het zichtbaar voor allen van diens perfecte camouflage kon genieten, waarbij het met elke spiertrekking van het slijmerige lijf weer een beetje bleker van tint en geringer in omvang werd, tot het op plaats van bestemming was beland en er weer hing alsof het er nooit was weggeweest: dat touwtje, dat Facebook zo vaardig in handen had..
Met een daverende klap kwam de open cabrio tot stilstand tegen de van rechts komende bierwagen die zojuist een grote variatie van uitheemse merken bij Café de Omval had afgeleverd. Terwijl de diepe bastonen uit het twaalf speakers tellende audiosysteem op bovengenietbaar volume bleven doordreunen en het lichtgekleurde gelaat van diens bestuurder langzaam rood kleurde, dwars door de opengebarsten windbescherming van diens voorruit, vloog het minuscule kleinood door de lucht op pal voor de voeten te landen van de bijziende dichteres die nergens meer van opkeek en al ras haar weg vervolgde naar al die nieuwe vrienden met wie ze zojuist dankzij het onvolprezen Facebook virtueel kennis had mogen maken. Met een schamper gebaar schopte ze het inmiddels zelden geworden kleinood in de goot, daarmee ten minste bijdragend aan de opruiming na dat ongeluk en in de vaste overtuiging dat haar vriendenkring aan gener zijde der Wi-Fi wel weer zouden smullen van haar ooggetuigenverslag, zich bij voorbaat al verheugend dat hier zelfs geen dichtregel aan te pas zou hoeven komen en zich geen zorgen makend over dat lastige touwtje van weleer omdat haar deur weer lekker op dat veiligheidsslot zat. Achter haar verlichte een schaarse januarizonnestraal kort het oker en amber van het in de goot liggende plectrum op die oude dijk.
Ze mogen weer, dat klootjesvolk
En dat zullen we weten
Door heel de straat een grijze wolk
Nog voordat ze hebben gegeten.
Geen klap te groot, geen knal te luid
Kijk ze weer eens genieten
Met karrevrachten rukken ze uit
Nog illegaler dan Zwarte Pieten.
Die klote-Pool die mijn baan afpakt
Is plots m'n beste vriend
Heeft vuurwerk waarvan m'n broek afzakt
En weer goed aan mij verdiend.
Zo klinkt het weer op elke hoek
En ook die kut-Bulgaar
Helpt dartel mee met voetjezoek
Dus vrienden knallen maar.
Van huis uit vriendelijk van natuur
Heb ik voor hen een touwtje
Niet uit m'n voordeur of van een buur
Dat is immers een oudje.
Kom hier mijn vriend, zo roep ik braaf
De rat komt aan als een jong hondje
Gul geef ik die afstammeling van een slaaf
Een wel vreselijk kort lontje.
Dit is er een die bij je past
Lach ik hem vrolijk toe
En wordt vooral, jij brave bast
Van het aansteken niet moe.
Fijn smeulen laten dat mooie koord
Ook al hoor je het soms sissen
Want vasthouden is het toverwoord
Zelf als je staat te pissen.
Dat blondje is je er dankbaar voor
Ja, dat mooitje van de bakker
Altijd genietend van jullie vriendenkoor
Dus pas op en blijf wakker.
Kom ik hem tegen volgend jaar
Zo besef ik in een wip
Dreigt van hem niet langer veel gevaar
En hoeft mijn hand niet op m'n knip.
De kortste dag is al voorbij, even vluchtig als een stout vrouwtje
De haaien liggen op de loer, dus spring ik ijlings naar m'n touwtje.
Wij gaan erheen da's buiten kijf, Engeland al bijna verzopen
Juichen malloten vol geitenbrij, die sprookjes blijven verkopen.
De aarde warmt een graadje op, doet dat met wild geraas
Wie denkt dat de mens daar schuld aan heeft, gelooft in sinterklaas.
Op school kreeg je geschiedenis; neem nou de middeleeuwen
Zeg ja niet dat het in die tijd als een gek begon te sneeuwen.
Het wordt dit jaar een natte kerst, de wind stormt om de rotsen
Misschien vindt God het de hoogste tijd om de aarde uit te kotsen.
Die muggenkeutel in het heelal, die alsmaar verder wil
Kon Hij met een hoofdletter dat niet zien, bezat hij soms geen bril?
Hee U daarboven en geen jij, doe eindelijk iets schranders
En ga vandaag nog even langs, bij dat filiaaltje van Hans Anders
Of is het, God behoedde het, die van de tegenpartij
En maakt dit vies vuil klotenweer, die Allah nou juist blij?
Hoog boven water staat die paal, we gaan feilloos naar de knoppen
Voor welvaartvreters geen bezwaar, laat een ander die boontjes doppen.
Het einde jaar is wel wat nat, maar tevreden met mijn vrouwtje
Doe ik nog een kooltje op het vuur, en naar binnen toe; dat touwtje.
Erik:
De kerstboom staat al voor het raamDat uitkijkt op weleerVergane glorie van kitschige faamZo zijn er vast wel meer.Ja kom gerust eens dichterbijEn kijk eens in die balDie grote zilveren maakt je blijMet zijn nostalgische tranendal.Zijn reflectie toont de hele straatDie laan naar je verledenDat pad dat ieder mens wel gaatDe weg kwijt in het heden.Daar loopt dat wicht weer van je buurDe venter met konijnenvellenDie communist van het eerste uurEn de bakker die niet ophield met bellen.De kolenman met zijn gesjouwWordt net zo gereflecteerdAls de strontkarwerker in het blauwEn de vuilnisman ruw en verweerd.De fluit van Blooker om half zesDie stromen werkers door dat zilver laat lopenDe kindertjes net klaar met hun lesOp weg om wat snoepgoed te kopen.De galante heer in zijn slecht zittend pakIn die bal zie je hem huiswaarts lopenKerstinkopen dragend met het grootste gemakWant veel geld was er niet om te kopen.Heel de stad moest weer worden opgebouwdDus bij schaarste stond je niet stilMaar slechts zelden had iemand het echt benauwdEn menig ziekte genas zonder pil.Kijk nog wat dieper in die balEn bezie die totaal lege handVan dat hunkerend kind in dat tranendalThuis geen geld zelf beperkt in verstand.Of hij ooit gevuld werd weet ik nietWant ook wij hadden geen cent te makkenMaar een ieder die de bal door het venster zietHad wel de neiging die hand beet te pakken.Met de waarheid als een leugenbladEn een telegraaf vol irritatieWerd gebouwd aan onze nieuwe stadDie de kroon werd van deze natie.De tijd die heeft niet stilgestaanBehalve in die zilveren prachtWaar je voor het weleer zo naar binnen kunt gaanEn zelfs straalt in de donkerste nacht.Geniet nog maar eens van die kerstboombalDie de stem is van je gewetenWant er komt weer wat aan in een heel groot getalEn dan kun je hem echt wel vergeten.
Sommige namen zijn voor jongeren niet meer dan een klank,die geen besef van het verleden oproept
en geen persoon met wie zij zichzelf in verband kunnen brengen.
Wij, nu het leven geduldig gadeslaan,alsof het een langgerekt moment is dat je geduldig moet zien te verdragen
De kerstboom staat al voor het raam
Dat uitkijkt op weleer
Vergane glorie van kitschige faam
Zo zijn er vast wel meer.
Ja kom gerust eens dichterbij
En kijk eens in die bal
Die grote zilveren maakt je blij
Met zijn nostalgische tranendal.
Zijn reflectie toont de hele straat
Die laan naar je verleden
Dat pad dat ieder mens wel gaat
De weg kwijt in het heden.
Daar loopt dat wicht weer van je buur
De venter met konijnenvellen
Die communist van het eerste uur
En de bakker die niet ophield met bellen.
De kolenman met zijn gesjouw
Wordt net zo gereflecteerd
Als de strontkarwerker in het blauw
En de vuilnisman ruw en verweerd.
De fluit van Blooker om half zes
Die stromen werkers door dat zilver laat lopen
De kindertjes net klaar met hun les
Op weg om wat snoepgoed te kopen.
De galante heer in zijn slecht zittend pak
In die bal zie je hem huiswaarts lopen
Kerstinkopen dragend met het grootste gemak
Want veel geld was er niet om te kopen.
Heel de stad moest weer worden opgebouwd
Dus bij schaarste stond je niet stil
Maar slechts zelden had iemand het echt benauwd
En menig ziekte genas zonder pil.
Kijk nog wat dieper in die bal
En bezie die totaal lege hand
Van dat hunkerend kind in dat tranendal
Thuis geen geld zelf beperkt in verstand.
Of hij ooit gevuld werd weet ik niet
Want ook wij hadden geen cent te makken
Maar een ieder die de bal door het venster ziet
Had wel de neiging die hand beet te pakken.
Met de waarheid als een leugenblad
En een telegraaf vol irritatie
Werd gebouwd aan onze nieuwe stad
Die de kroon werd van deze natie.
De tijd die heeft niet stilgestaan
Behalve in die zilveren pracht
Waar je voor het weleer zo naar binnen kunt gaan
En zelfs straalt in de donkerste nacht.
Geniet nog maar eens van die kerstboombal
Die de stem is van je geweten
Want er komt weer wat aan in een heel groot getal
En dan kun je hem echt wel vergeten.
Het vlammend vuur der wilde jeugd
Die ooit in de speeltuin speelde
Altijd op zoek naar een beetje ondeugd
En zich nooit en te nimmer verveelde.
Die vonkenregen op de trap
Naar boven of beneden geraasd
Dat belletje trekken voor de grap
Totaal door overmoed verdwaasd.
Dat helse vuur van kattenkwaad
Die kuilen voor een ander
Maar ook heel soms een goede daad
Want denken deed je schrander.
Die vuurgloed in je onderlijf
Tijdens je eerste verkering
Voor het zingen de kerk uit buiten kijf
En te gretig voor diens belering.
Die bolle buiken in de buurt
Door dat vlammen veel te vroeg
Met kip door vensterruit getuurd
Naar pa daar in die kroeg.
Toch hield dit vreugdevuur lang stand
De wederopbouw was een feit
Trots liepen ze samen hand in hand
Pa, ma en hun kleine meid.
Maar het sluipend vuur dat welvaart heet
En ons allen snel verteerde
Bracht tweespalt en menig ander leed
Zonder dat je er iets van leerde.
Het vagevuur van de grote ik
Waarin de eenling werd gepromoot
Maakte zelfs de teerste huidjes dik
En droeg water naar die sloot.
Bij die laatste vonk van saamhorigheid
Van overzee gebracht als olympisch vuur
Bleek door gretige adoptie van wanbeleid
De ontvlambaarheid van te korte duur.
Heel zombieland schuifelt nu mobiel
Met maling waaraan zij ooit ontspoorden
Als smeulende geesten zonder ziel
Nijver toetsend zonder kennis van woorden.
Zij die komen van ver om uw heb en goed
Ongevraagd uit uw huis weg te halen
Toon hen in geen geval uw laaiende moed
En schei uit van zoiets nog te balen.
In de nadagen van mijn lange bestaan
Nu nog makker dan het tamste lammetje
Steek ik strakjes heel stiekem een lucifer aan
En verheug mij nu al op dat vlammetje.
Zelfs tot in het heerlijke heldere bier aan toe vroor het dat het kraakte, maar desondanks slofte hij op zijn versleten pantoffels de Berlagebrug over met de ziel onder zijn arm, even geen boodschap hebbend aan diens opmerking dat een beetje deodorant hem niet zou schaden. In gepaste pas sloeg hij rechtsaf richting het rechtse bolwerk dat links van hem verrees en er van nabij eigenlijk best wel link uitzag als het op dat moment om zou kieperen en dacht automatisch weer terug aan die uitschakeling van PSV, er daarbij niet van uitgaand dat diens keeper zou zijn omgekocht, terwijl hij vergeefs poogde te begrijpen wat er nou zo nieuw was aan dat oude logo van die P van die club dat voor hem opdoemde. Vroeger had hier ergens Bertels gestaan maas vroeger was sowieso alles beter want ooit had het er ook naar cacao geroken op een manier die ze in dat oude verplaatste Blookerhuisje van nu kennelijk nog niet helemaal begrepen hadden. Tijd voor een neutje had hij best, maar hij wilde niet te vroeg al onder de olie raken, dus liet hij Café de Omval met zijn rechtse yuppen links liggen, na dat kleine trappetje links naast de groene brug te zijn afgedaald. Intussen begon het al knap donker te worden en die tochtige Weespertrekvaart oogde verlatener dan hij in herinnering had. Eigenlijk hadden ze geen vlieg kwaad gedaan, die jongens aan de overkant die zo nodig weg moesten, maar nu al lag hun terrein braak, hongerend naar kostbare hoogbouw dat wel weer voor een klein godsvermogen aan de man zou worden gebracht, tenzij de kippen er eerder bij waren. Even overwoog hij nog die Kuil in te lopen, maar hij was geen vuile salamander en ook niet van plan er zelf in te vallen, hoewel hij hem nog had helpen graven, of in elk geval uitdiepen, zo kort na de oorlog met zijn kleine schepje van Joffer. Toch een beetje te koud eigenlijk, om ook nog de Kruislaan door te lopen en de kans op een oefenpartijtje koptrappen was ook al gering op een van die sportvelden. Ze keken wel uit met dit weer, daar had je geen gebarentaal uit een ander stadion voor nodig, Met iets van weemoed in zijn tred besloot hij toch maar linksaf te buigen richting het Amstelstation, toen hij haar zag, daar onder dat oude treintunneltje.
Alle pagina's van een in zijn prille jeugd gekoesterd kinderboek sloegen spontaan open bij de aanblik van de frêle gestalte die zich in de schamele bescherming van die oude zuil zo klein mogelijk probeerde te maken teneinde geen speelbal van de wrede natuur te worden die dit aquarel uit een grijze oudheid leek te geselen. De fragiele aanblik van dit winterse tafereel bezorgde hem een brok in de keel en een verwachtingspatroon dat hem angstig en tegelijkertijd ook een beetje bezorgd maakte, want de kleur op haar wangen was die van die vaalgele tegeltjes onder dat viaduct en niet een blozend roze zoals je bij deze kou zou mogen verwachten. Voorzichtig kwam hij naderbij, er bij voorbaat al van overtuigd dat dit zijn goede daad van de dag zou betekenen, maar er tegelijkertijd zorg voor dragend dat hij haar niet af zou schrikken. Weer spookte dat oeroude kinderboek door zijn hoofd, van dat meisje voor wie alles te laat was. De verlaten weg onder het tunneltje overstekend voelde hij hoe uit zijn linkerooghoek langzaam een traan over zijn wang biggelde die halverwege bevroor tot een ijskoude glinsterende diamant, maar hij sloeg er geen acht op en bovendien was het pas tegen zessen.
Alles. Alles wat dat kleine scharminkel in de aanbieding had zou hij haar afkopen om het met zekerheid naar boven toe af te ronden. Van dichtbij oogde ze nog kwetsbaarder dan hij op het oog eerder had aangenomen, zij het minder pril dan het oorspronkelijke beeld dat zich met dat uit zijn kinderboek had samengevoegd.
"Als je me tien euro geeft doe ik iets heel lekkers met je," klonk het in sterk gebroken Nederlands tussen de wolkjes uit haar iets te sterk opgemaakte mond.
Even was hij totaal perplex maar toen begreep hij dat het meisje met de zwavelstokjes inmiddels ook door Philips was vervangen.
De zoete inval was mijn huis
Voor ieder thee of een cacaotje
Doe of je thuis bent, klonk het dan
En trek gewoon maar aan dat touwtje.
Mijn allereerste hartsvriendin
Was echt een schatteboutje
In alles had zij altijd zin
En trok graag aan dat touwtje.
Met een mooie meid uit Frankendael
Liep ik trotser dan een pauwtje
Maar vol van zonden in mijn hoofd
Als een reiger naar m'n touwtje.
Van alle liefdes uit mijn jeugd
Was er zelden slechts een koudje
Nieuwsgierigheid hun grootste deugd
Trokken ze wat graag aan dat touwtje.
"Jij bent toch echt de enige"
Speldde ik haar op haar mouwtje
En trok voor haar verlangend oog
Toen pijlsnel aan het touwtje.
Het enige dat zij nog nodig had
Was een bescheiden douwtje
Dus zei ik: "allerliefste schat,
Trek hier eens aan dat touwtje."
Uit heel het land sleepte ik ze af
In m'n auto, wel een oudje
Maar het maakte ze geen flikker uit
Want steeds was daar weer dat touwtje.
"Zullen we?" zo vroeg zij schalks,
Ik dacht: wat een aardig vrouwtje
En nog voor ik het beamen kon
Trok zij al aan dat touwtje.
Lang is mijn touwtje reeds in de vut
En dop ik braaf m'n eigen boontjes
Maar als dat touwtje spreken kon
Dan kreeg u rode koontjes.
Erik:
Je zag ze op het DamrakMaar ook op het RokinTot einde jaren zestigGaf dat het leven zin. Soms gleed dat schaatsje scheverOf ladderde ietwatWie dat stoort is een beverWant het bracht vreugde zat.Van lichte kleur tot aan het witOf spannend in het zwartNiet uitmakend of het staat of zitWel bezongen door menig bard.Het zweefde door de KalverstraatMaar net zo goed door OostDus ieder werd van vroeg tot laatDoor diens aanblik goed verpoosd.De rechten oogsten het meeste lofDe scheven grond tot speculatieMaar wie het droeg kende geen sofEn oogde als een traktatie.In het reuzenrad op de kermisWerd menig blik verruimdMaar ook heel heimelijk in een nisWerd geen gevoel verzuimd.Hoe menig man had in 't geniepEr niet een willen zijnEn was als zij er zo mee liepGaan huppelen als een konijn.Voor allen was het zonneklaar Van schooiertje tot pausWant iedereen die keek ernaar Naar dat naadje van de kous
Het naadje van de kous,
klok-gerokt in FORMOSA
had een hekel aan panties
altijd gehijs.
Je zag ze op het Damrak
Maar ook op het Rokin
Tot einde jaren zestig
Gaf dat het leven zin.
Soms gleed dat schaatsje schever
Of ladderde ietwat
Wie dat stoort is een bever
Want het bracht vreugde zat.
Van lichte kleur tot aan het wit
Of spannend in het zwart
Niet uitmakend of het staat of zit
Wel bezongen door menig bard.
Het zweefde door de Kalverstraat
Maar net zo goed door Oost
Dus ieder werd van vroeg tot laat
Door diens aanblik goed verpoosd.
De rechten oogsten het meeste lof
De scheven grond tot speculatie
Maar wie het droeg kende geen sof
En oogde als een traktatie.
In het reuzenrad op de kermis
Werd menig blik verruimd
Maar ook heel heimelijk in een nis
Werd geen gevoel verzuimd.
Hoe menig man had in 't geniep
Er niet een willen zijn
En was als zij er zo mee liep
Gaan huppelen als een konijn.
Voor allen was het zonneklaar
Van schooiertje tot paus
Want iedereen die keek ernaar
Naar dat naadje van de kous
Weer kon hij het niet laten
Hoewel hij het lang had vermeden
Maar trok toch aan dat touwtje
Dat touwtje naar het verleden.
De brievenbus grijnsde hem toe
Herkende zijn verslaving
Daarbij was hij slechts het heden moe
En zocht bescheiden laving.
Als betrad hij bij de Waag die kit
Waar opium werd geschoven
Of in die Amstelstraat de It
Waar danig werd gesnoven.
Het heden was hem iets te veel
De krokodillentranen moe
Wat kleur had eiste weer zijn deel
Al kwam niemand dat echt toe.
Dus sloop de junk die trap weer op
Zuchtig naar vroegere tijden
Bewust geen schijn van kans op strop
Door het heden te vermijden.
De lafaard van heden was weer thuis
Net als die held van toen
Voor even verlost van straat en buis
Met rust in zijn blazoen.
De potkachel knapperde in zijn stee
Vol eierkool, cokes of briketten
Die weldaad aan warmte stemde tevree
Dus besloot hij zich kort te zetten.
Het vuur achter het mica van de haard
Weerkaatste op zijn blik sigaretten
En die aanblik was hem een veelvoud waard
Van de tijd waarop hij niet wilde letten.
Het koekoekklokje aan de wand
Tikte zacht tellend al zijn gedachten
Nam van al wat hij nu had hem bij de hand
Tot wat hij ooit als kind mocht verwachten.
Wat was het hem toch goed gegaan
En zo nu en dan toch even fout
Maar daarbij werd er toen niet echt stilgestaan
En nog steeds daarvoor echt niet benauwd.
Maar de rijkdom van die oude straat
Waar toch niemand zo vreselijk veel had
Preegde wel zijn leven in norm en daad
Met verdraagzaamheid als grootste schat.
Waar was het toch ooit fout gegaan
Aan die buurt had het echt niet gelegen
Welke invloed funest in dat huidig bestaan
Waar de hulp is vervangen door plegen.
Voor zijn geest kwam het dak aan de overkant
Zag zijn buurman als altijd bij de les
Een antennebeugel draaiend met bevende hand
Spiedend naar het signaal van de NTS.
Die wereld was niet meer waaraan hij nog hing
Dus hij dacht bij zichzelf: man, wat let je
En gooide voordat hij de deur weer uitging
Op het vuur nog zo'n lekker briketje.
De vrouw van de wandelingen door Oost met haar Zondagse kroost is jarig !
Van harte gefeliciteerd Jo !
Dit mag ik zeker door al jouw wandelaars wel met vele jaren in gezondheid toewensen.
Ze tippelt Keetje zelfs voorbij
Met al haar wandelloopjes
Maakt met haar fluit de weg steeds vrij
Tussen verkeer en hondenhoopjes.
Zij stevent af met straffe pas
En doet dat heel gewis
Op al wat mooi en lelijk was
Of op dat wat dit nog is.
De moeder der geheugensteun
Op weg met al haar kroost
Als kinderen luisterend naar haar deun
Die luid weerklinkt door Oost.
Geen rollatorrace is haar te dol
Geen horde haar te hoog
Bij haar sprong over een hondendrol
Houdt niemand het meer droog.
De Koningin der Wandelloop
Viert heden haar verjaring
We wensen haar een werelddag
En nog heel veel uitjes op haar haring.
Even twijfelde hij nog, terwijl hij de zoveelste windstoot van een kilometertje of honderd per uur tegen zijn flikker kreeg, maar toen rende hij als de sodemieterij naar de overkant, naar die beschermende muur terwijl dat hele huis boven hem in al diens voegen leek te kraken.
Zou ie het durven?
Zo op het oog was het nog een goede drie, vier blokken te gaan en zojuist was er al een dakpan pal naast hem naar beneden geflikkerd.
Maar dat was natuurlijk niet zijn grootste zorg.
Dacht hij, terwijl zijn door de storm betraande ogen in de verte tuurden, gelukkig tevergeefs op zoek naar die schaduw.
In geen velden of wegen te bekennen, maar je wist maar nooit.
Verdomd als het niet waar was, maar de wind ging net even liggen dus een snelle sprint bracht hem...
Een krappe twee meter voor hem donderde een stuk dakgoot naar beneden, dat voor een kort moment bleef hangen aan het lood dat al spoedig de strijd moest opgeven, maar gelukkig was hij tijdig opzij gesprongen, toch mooi weer een blok verder, maar daar beletten de tuintjes zijn zo broodnodige bescherming. Weer werd ie bijna omvergeblazen door zo'n guts die menig wielrenner wel in de rug zou kunnen gebruiken, maar hij was lopend... rennend beter gezegd met nu nog slechts twee blokken te gaan, terwijl zijn vracht intussen het dubbele scheen te wegen.
Zoef, zoef, zoef, schoten drie dakpannen rakelings over zijn muts, die hij, alsof hij al geen ellende genoeg had ook nog eens met één hand op z'n plaats poogde te houden.
Snel dook hij de hoek om, waar zo'n gemene draaiwind vrij spel op hem kreeg en hij God op zijn blote knieën zou hebben bedankt als het niet zo waaide, voor die lantaarnpaal waaraan hij zich op het laatste nippertje vast kon grijpen, ander was ie geheid door dat winkelruit van wat nu woonruimte was geblazen.
Metertje of veertig, vijftig en snel links en rechts kijken, maar nog steeds geen schaduw!
Toch even goed niet te geloven: dit was toch het ideale weer voor die beul!
Plotseling werd de toch al donkere straat verduisterd door een enorm stuk dekzeil dat van de bouw daar verderop was losgerukt en toen sloeg de angst pas écht om zijn hart!
Wat nou als die schaduw zich pal daarachter bevond, mee rennend met dat gele stuk canvas zonder dat hij hem te zien kreeg... behalve als het al te laat was, natuurlijk.
Nog een hoek en een meter of tien, maar dat was altijd het gevaarlijkst, dacht hij terwijl hij over zijn schouder het schaduwloze stuk doek als een mantra in een diepzeeaquarium door de straat achter hem zag zweven.
Eigenlijk had hij ook best een andere kleur kunnen gebruiken, maar nu was het te laat... veel te laat, want nét toen hij die laatste hoek genomen had zag ie hem... veel groter dan hij zich ooit had kunnen voorstellen, die schaduw.
Op nog geen acht meter afstand van de deur die hij moest hebben, die deur met dat touwtje, dat een kleine vijf meter voor hem uitnodigend lonkte, niet eens geplaagd door die immense storm!
Verstand op nu en een reuzensprong, gevolgd door een sprint en een duik naar dat touwtje, razendsnel de deur openrukkend en als de sodemieterij weer achter zich dichtslaand en in een beweging dat touwtje naar binnen, buiten handbereik van de Man met de Hamer.
Nog nahijgend en trillend op zijn bekousde benen beklom hij uitgeput de trap, maar inwendig tevreden en ook best wel een klein beetje trots; niet alleen dat hij het gehaald had, maar toch vooral omdat hij zich niet had laten verleiden om het dit jaar anders te doen, en zich bij voorbaat al verheugend op die glunderende koppies die vol verwachting opkeken naar die nog altijd hele echte Zwarte Piet.
En de moraal van dit verhaal?
Een ouderwetse pakjesavond wens ik u allemaal!
joop jansen 32:
Erik,
Ik bewonder je,hoe je onder het gedicht je medeleven in deze maatschappij tot uiting breng.
Je maakt je zorgen en hoop dat het eens tot een inkeer van alles mag komen.
Geloof mij,,dit zal in jouw leven niet gebeuren,helemaal niet in de mijne.
Toch goed,dat je daarover een gedicht maakt.
Je schrijft dit voluit onder je eigen naam en daar heb ik bewondering voor.
groetjes Joop Jansen 32
Beste Joop, de enige ijdelheid die mij nog rest is ijdele hoop en die koester ik als geen ander.
De wanhoop in een verloren maatschappij die slechts -Allah behoedde het- weer op de rails zou kunnen komen door een oorlog, zoals door de geschiedenis helaas te vaak bewezen... ach, er zijn toch ook nog leuke, ontroerende of simpelweg lieve dingen in dat laatste staartje waaraan wij maar te kluiven hebben, omdat zelfs de dieren een beter geregeld afscheid is gegund dan ons mensen.
Maar als ik dan bij mij in de straat weer eens een Hummer zie parkeren met een Greenpeacesticker er op is mijn dag ook weer goed, allahgloeiendeallahverdomme, want dat mag tegenwoordig ook, dus wat zullen we klagen! Mooitjemohammed wat hebben we het eigenlijk goed in dit land, ik zou er bijna -zoals jij suggereert- weer stukkies onder pseudoniem over gaan schrijven, als NN of zo.
Maar of de mussen daar nou brood van lusten?
Erik:
Geen mens is voor hem veilig
Zinloos om weg te vluchten
Geen doel is hem te heilig
Zo stellen de geruchten.
De straten ogen koud en kil
Dat is zijn werkterrein
Precies zoals hij het hebben wil
Genietend van die pijn.
Voor de junk reeds een vertrouwde vriend
Bij de zieke een onwelkome gast
De zatlap die beter zegt te hebben verdiend
Is hij gaarne tot overlast.
Een onderscheid dat kent hij niet
Arm of rijk maakt hem niet uit
Bij jong en oud breng hij verdriet
Want een ieder is zijn buit.
Ook nu weer waart hij om ons heen
Gevoed door onze eigen geest
Met ogen van vuur en een hart van steen
Deze beeltenis van het beest.
Door holle straten klinkt zijn tred
Zijn contour bedekt de maan
Het liefst verschool je je in bed
Maar er is geen ontkomen aan.
Zijn spoor van naalden en kwaad vocht
Dat pad vol medicijnen
Waaraan wij allen zijn verknocht
Kwijnend in witte lijnen.
De hebzucht van de maatschappij
Dat gestolen licht uit andermans ogen
Die nijd maakt hij die rondwaart blij
In wie je niet wilt maar moet geloven.
Al vlucht je ijlings naar opzij
En verstop je in bos of kamer
Ooit komt hij ook bij jou voorbij
Die man met die grote hamer.
Erik,
Ik bewonder je,hoe je onder het gedicht je medeleven in deze maatschappij tot uiting breng.
Je maakt je zorgen en hoop dat het eens tot een inkeer van alles mag komen.
Geloof mij,,dit zal in jouw leven niet gebeuren,helemaal niet in de mijne.
Toch goed,dat je daarover een gedicht maakt.
Je schrijft dit voluit onder je eigen naam en daar heb ik bewondering voor.
groetjes Joop Jansen 32
Geen mens is voor hem veilig
Zinloos om weg te vluchten
Geen doel is hem te heilig
Zo stellen de geruchten.
De straten ogen koud en kil
Dat is zijn werkterrein
Precies zoals hij het hebben wil
Genietend van die pijn.
Voor de junk reeds een vertrouwde vriend
Bij de zieke een onwelkome gast
De zatlap die beter zegt te hebben verdiend
Is hij gaarne tot overlast.
Een onderscheid dat kent hij niet
Arm of rijk maakt hem niet uit
Bij jong en oud breng hij verdriet
Want een ieder is zijn buit.
Ook nu weer waart hij om ons heen
Gevoed door onze eigen geest
Met ogen van vuur en een hart van steen
Deze beeltenis van het beest.
Door holle straten klinkt zijn tred
Zijn contour bedekt de maan
Het liefst verschool je je in bed
Maar er is geen ontkomen aan.
Zijn spoor van naalden en kwaad vocht
Dat pad vol medicijnen
Waaraan wij allen zijn verknocht
Kwijnend in witte lijnen.
De hebzucht van de maatschappij
Dat gestolen licht uit andermans ogen
Die nijd maakt hij die rondwaart blij
In wie je niet wilt maar moet geloven.
Al vlucht je ijlings naar opzij
En verstop je in bos of kamer
Ooit komt hij ook bij jou voorbij
Die man met die grote hamer.