De zaak van Piet op de Rozengracht heette Piet Dam, de Feestneus. Piet trouwde met Alie, die van Wittenburg kwam. Daar was ze bevriend met Annie Kovsky (een van 24 kinderen, die later trouwde met Herman Borgman) en met mijn moeder, Coba Ameling (later getrouwd met Daan Penseel). Alle drie rondborstige dames, die goed bedeeld waren door moeder aarde. Ze bleven hun leven lang vriendinnen. Het was altijd gezellig op een verjaardag. Ze zaten dan als vanouds in een kring heerlijk te keuvelen, tante Alie strak in een korset geregen.
Tante Alie vertelde dat ze regelmatig midden in de nacht door een aangeschoten klant werd gebeld.
Want naast dat Piet Dam versieringen van bijvoorbeeld een trouwzaaltje regelde, schreef hij ook teksten van sketches en liedjes op maat. En soms wist zo’n klant niet meer op welk deuntje de door Piet Dam geschreven tekst gezongen moest worden.
Tante Alie noemde Piet niet gewoon bij zijn voornaam, maar altijd voluit Piet Dam. Misschien was er nog een andere Piet in de familie, maar dat weet ik niet. Ome Piet had een klein bestelautootje waarmee hij tante Alie ophaalde, als hij eerder op de avond ergens anders moest zijn. Dan pikte hij bij ons thuis nog even een borreltje mee en vertelde enkele moppen. Die schudde hij uit zijn mouw.
Tante Alie en ome Piet kregen geen kinderen. Behalve dat tante Alie goed met tante Annie en mijn moeder omging, had ze dagelijks aanspraak met de buurvrouw, die ook boven de winkel woonde op de Rozengracht. Toen ze uiteindelijk hun zaak verkochten en ergens boven ’t IJ gingen wonen (Purmerend of Monickendam, ik weet het niet zeker), vroegen ze of de buurvrouw mee wilde. Die had daar wel oren naar. En zo trok die bij Piet en Alie in. Sindsdien vertelde tante Alie op verjaardagen behalve vrolijke verhalen elke keer ook hoe ontzettend ze Amsterdam miste.