vervolg anekdotes 5

Auteur: Brutus le Striet

Eind jaren vijftig ging ik veel met de tram lijn 10 als eind en beginpunt in de Molukkenstraat naar mijn werk. Als avondmens had ik het soms moeilijk met opstaan, want als ik geluk had kon ik nog net op de hoek van de Soerabajastraat bij Centrawinkel Mul, de lamgzaam rijdende tram pikken. Veel mensen zaten daar dan wat voor hun uit te staren of half duttend op hun bankje te knikkebollen. Soms was het gezellig als ome Jaap een Groninger op de bestuurderplaats zat want die kon moppen tappen als de beste, zodat je dag weer goed was. Maar op een morgen dat ik weer opstapte en ik mijn losse centen aan de conducteur gaf brak de Pleures uit. Die gaatjesknipper verdomde het om mijn centen te gaan tellen. Wat mot dat, ik ga die centen niet allemaal uittellen, riep hij mij toe. Het enkeltje koste toen die tijd 30 cent. Ik wees hem op het bordje boven de ingang waarop stond, gelieve met gepast geld te betalen. En trouwens je hoeft het niet uit te tellen want dat heb ik al voor je gedaan, zei ik terug. Worden we snugger, ik geef je geen kaartje en bij de volgende halte ga je der uit, beet hij mij toe. Ik greep een stang goed vast en riep hem toe, dat ie een grote kerel was als ie mij der uitzette. De medepassagiers gingen zich er mee bemoeien, hé slijmerd, sijsjeslijmer, druiloor, klootzak, laat die jongen toch meegaan. Afijn, bij de eerste de beste halte liet hij de tram stoppen en ging met gekruiste armen zitten wachten. Wel, dan kon ie lang wachten want ik bleef rustig staan en floot zachtjes tussen mij tanden, och vader lief toe zuip niet meer. Op het laatst stonden er wel drie trams achter elkaar te wachten, omdat ijzeren Hein het verdomde om de tram in beweging te zetten. Totdat de passagiers dreigend op gingen staan en die conducteur sommeerden om verder te gaan want anders werd hij er ff uit gezet. Eindelijk koos de man waar voor zijn geld en vertrok de tram met een kwaaie conducteur die mij proberde te doden met zijn blikken. Ik was wel een kwartier te laat op mijn werk maar de overwinning smaakte mij nog best. Toen was eensgezindheid nog een geluk. Wordt vervolgd.

Alle rechten voorbehouden