Titel van een onderzoek aan de Vrije Universiteit door Kees Rotgans, Roland de Weert en Gerhard Broers tijdens het werkcollege sportgeschiedenis door Prof. Dr. Th. Steven.
De periode omvat de jaren ’50 tot ’80.
Het onderzoek bestaat uit 3 delen: de Watergraafsmeer, AJAX en interviews met AJAX-fans.
Met dank aan Gerhard Broers voor het beschikbaar stellen van het resultaat van dit onderzoek.
Epiloog.
Vanaf 1975 worden de Ajacieden verzorgd door Tante Sien in hun eigen spelershome. Sien van Spellen is er door toeval ingerold. Haar man was brugwachter van Muiden, waar René Notten eerste- elftalspeler van Ajax , hun buurman was. Op zijn verzoek kwam zij tussen de middag in het pas gebouwde spelershome een broodje smeren en een kopje koffie schenken voor de spelers.
Knusse huiselijkheid.
Van lieverlee werd zij ‘tante Sien’ en werd ‘tante Sien’ een begrip. Is er werkelijk iets veranderd in dertig jaar? Ome Jan en Stijntje vervulden de rol van tante Sien in de jaren ’50. Het spelershome van het miljoenenbedrijf Ajax heeft de allure van een clubhuis of buurtcafé. Diep van binnen kenmerkt knusse huiselijkheid het grote Ajax. En juist daarin schuilt volgens Bobby Haarms, die inmiddels tot de inventaris is gaan behoren, het geheim van de club. De huiselijke sfeer mag er nog zijn.
Amsterdam Arena.
De band tussen de buurt en de club heeft met de komst van de Amsterdam Arena veel schade geleden. Bobby Haarms schreef het verhaal over Tante Sien in 1995, dat was nog voor de komst van de Arena. Of op het trainingscomplex de toekomst die huiselijke sfeer nog heerst, kan ik niet zeggen. Youp van het Hek beschreef het gevoel van veel Ajaxsupporters als volgt: ‘Nu, in het jubeljaar 2000, is het een beetje stil rond Ajax. De club bestaat honderd jaar, het wordt gevierd, maar toch…De Meer is weg, de Arena is gekomen en iedereen weet hoe droef dat is. Het stadion galmt naargeestig, ademt de sfeer van foute poen en het ergste is dat het gras niet wil groeien.
Roepende in de woestijn.
Dodelijk voor elke club (…) En de speaker maar roepen hoe gezellig of het is, en de speaker maar roepen dat we de sponsor dankbaar moeten zijn en de speaker maar roepen…Roepend in de woestijn. Letterlijk en figuurlijk. Ondertussen kost een ziekenfondsspits dertig miljoen, een kaartje een meier en kan het dak dicht als het regent. En ik maar mijmeren, mijmeren over toen. Het jongenskaartje, het Londenreisje, de dwarrelende Cruijff en de schitterend scharende Piet Keizer. Maar de jaren daarna waren toch ook? Ja, maar het gaat om de eerste keer. Die aller-, eerste keer.
Weemoed.
Laatst hoorde ik mezelf tegen mijn zoon zeggen: “Ik heb Ajax nog op gras zien spelen.’
De trouwe supporter uit de periode jaren ’50-’80 kijkt met weemoed terug naar de Meer. Maar blijft wel komen en neemt kinderen mee. Kinderen zonder weemoed, maar met nieuw aanzien voor de club. De band buurt en club is er nog, maar de touwtjes zijn dunner geworden. Het is meer stad en club geworden, misschien zelfs land en club. Ajax heeft in meer dan 100 jaar zich door veel tegenslagen weten te slaan. De club moet een nieuwe houding zoeken, en dat moet met een enorme achterban en natuurlijk sportief succes kunnen lukken.
••••••••••••••••••••••••••••••••••
► AJAX en de band met de Watergraafsmeer ◄
••••••••••••••••••••••••••••••••••