Titel van een onderzoek aan de Vrije Universiteit door Kees Rotgans, Roland de Weert en Gerhard Broers tijdens het werkcollege sportgeschiedenis door Prof. Dr. Th. Steven.
De periode omvat de jaren ’50 tot ’80.
Het onderzoek bestaat uit 3 delen: de Watergraafsmeer, AJAX en interviews met AJAX-fans.
Met dank aan Gerhard Broers voor het beschikbaar stellen van het resultaat van dit onderzoek.
De stap naar de Eredivisie.
Ajax was een semi-profclub geworden en het eerste seizoen met deze status was een hele belangrijke voor de club. Ajax moest bij de eerste acht eindigen omdat aan het eind van het seizoen 1955-1956 de eerste acht clubs van de Hoofdklassen A en B zich automatisch plaatsten voor een nieuw te vormen landelijke eredivisie. Een negende plek betekende dat via een nacompetitie een plaats in de eredivisie afgedwongen moest worden.
Eerste transfermarkt.
Er was in de zomer van 1955 voor het eerst een transfermarkt. Ajax trok verscheidene spelers aan waaronder spelers van andere Amsterdamse clubs zoals Sjaak Brokx van Zeeburgia en Lukas Bijker van AFC. Ajax werd vierde en dwong een plaats in de eredivisie af.
Vriendschappelijk Europacupvoetbal.
Ajax was in 1957 landskampioen geworden en mocht een seizoen later voor het eerst in de clubgeschiedenis meedoen aan het Europacuptoernooi. Het toernooi had nog niet de magische klank als die van de jaren ’60 en later zou hebben en werd vreemd genoeg gezien als vriendschappelijk voetbal en een leuk uitje. Ajax was een semi-profvoetbalclub maar de mentaliteit van de spelers en bestuurders paste nog steeds in het amateurvoetbal. De spelers waren betaalde amateurs en keken op tegen voetbal in proflanden als Engeland, Hongarije, Spanje en Italië. In onderlinge confrontaties achtten de spelers zich dan ook volstrekt kansloos.
Nog geen profvoetballers.
Typerend is het voorbeeld van de Ajax afvaardiging in de tweede ronde van het Europacuptoernooi tegen het Oost-Duitse S.C. Wismut (in de eerste ronde was Ajax vrijgeloot). De afvaardiging bestond uit tweeëntwintig personen, vier bestuursleden, de trainer, dertien spelers en vier supporters. Ajax won uiteindelijk van de Oost-Duitse ploeg maar verloor in de kwart finale van Vasas Budapest uit Hongarije. Profvoetballers waren er nog lang niet bij Ajax.
Ondisciplinair gedrag.
Voetballen in het buitenland zou vaker gepaard gaan met ondisciplinair gedrag. Tijdens een seizoensvoorbereiding in de jaren ’50 ging Ajax een aantal wedstrijden voetballen in IJsland. Dat was voor de spelers een hele belevenis. Daar kwam nog bij dat het geen nacht werd. De discipline als die er ooit geweest was, was compleet zoek. Een van de spelers verdween gelijk na aankomst in IJsland, speelde geen enkele wedstrijd, en meldde zich pas weer vlak voor vertrek. Het bestuur zat met zijn handen in het haar. Het bestuur kreeg onderling ruzie terwijl de spelers toekeken.
Ajax mocht dan aanzien hebben en de middelen om dit trieps te regelen, het gedrag van het bestuur en spelers was amateuristisch.
Salo Muller
In 1959 kwam Salo Muller als fysiotherapeut bij de club. Hij ontdekte dat de behandelingsfaciliteiten bestonden uit een houten tafel en een paardendeken. Toen hij trainer Humenberger en voorzitter Postuma toestemming vroeg om een moderne tafel, keken ze hem aan alsof hij gek was. Die tafel stond er al vijftig jaar.
Schaamte.
In seizoen 1958-1959 speelde Ajax in Zuid-Afrika een wedstrijd tegen een selectie elftal uit het noorden van de provincie Transvaal. Uit ergernis over de arbitrage weigerde Ajax verder te spelen. De KNVB schaamde zich voor het gedrag van de Nederlandse club en strafte een aantal spelers door ze te schorsen.
••••••••••••••••••••••••••••••••••
► AJAX en de band met de Watergraafsmeer ◄
••••••••••••••••••••••••••••••••••