Titel van een onderzoek aan de Vrije Universiteit door Kees Rotgans, Roland de Weert en Gerhard Broers tijdens het werkcollege sportgeschiedenis door Prof. Dr. Th. Steven.
De periode omvat de jaren ’50 tot ’80.
Het onderzoek bestaat uit 3 delen: de Watergraafsmeer, AJAX en interviews met AJAX-fans.
Met dank aan Gerhard Broers voor het beschikbaar stellen van het resultaat van dit onderzoek.
Het opstaan van een profclub
De komst van Rinus Michels - deel 2
Spelers als Henk Groot en Klaas Nuninga moesten hun baan wel opgeven, omdat die niet te verenigen was met het vele trainen. De gedachte heerste van: ‘Wat moeten we nu als we klaar zijn met voetballen?’ De vrouw van Sjaak Swart bijvoorbeeld kon de sigarenwinkel overnemen tijdens trainingen. Maar Nuninga kon zijn klas (hij was onderwijzer) niet twee uur aan zijn lot overlaten. Makkelijker werd het er niet op voor de semi-profs. Het was jarenlang deel van de Ajaxcultuur geweest; het combineren van het voetbal met het uitoefenen van een middenstandsberoep. Spelers als Sjaak Swart, Co Prins en Bennie Muller hadden een sigarenzaak (waar ook Ajaxkaarten verkocht werden). Frits Soetekouw had een autorijschool en Ton Pronk een sportzaak. Pronk brengt het semi-prof bestaan eigenlijk het best onder woorden: ‘We waren betaalde liefhebbers’.
Niet alle spelers konden leven met de overgang van semi-prof naar fullprof. Theo van Duivenbode had een baan bij een verzekeringsmaatschappij in Amersfoort. Hij kon ‘s ochtends niet zomaar twee uur weg om te trainen maar het werd geaccepteerd dat hij de ochtendtraining miste. Alle strubbelingen daargelaten, de trainer maakte die zomer een zeer belangrijke stap bij het omzetten van Ajax in een professionele club.
Amsterdamse club.
Ajax was nog wel een Amsterdamse club. Nuninga en Bals werden gezien als buitenlanders. De kern van de ploeg was Amsterdams en buitenstaanders moesten zich daarin schikken.
Moeilijk was dit niet, de spelers van Ajax waren in de jaren ’60 vrienden van elkaar. ’s Avonds gingen spelers en spelersvrouwen samen stappen in het centrum van Amsterdam. Opvallend is dat supporters de spelers niet lastig vielen. Ze vroegen zelfs niet om een handtekening. Spelers stonden nog niet ver van de supporters af, ze werden nog niet als godenzonen gezien. Supporters gingen stappen met de spelers, ze kochten kaarten bij de spelers.
Contact met spelers was normaal.
Contact met spelers en mensen van Ajax was normaal. Zo kende iedereen bij Ajax bijvoorbeeld de opa van Sjaak Swart die bij alle wedstrijden aanwezig was. Als hij te laat kwam kreeg opa Swart toch nog de beste plaats. Opa Swart stond in de Dapperstraat met een haringkar. Er was levendig contact tussen supporters die in de sigarenwinkels kwamen en spelers die ze beheerden. Sjaak Swart vertelde hierover: ‘Als ik zondags gespeeld had dan had je het op maandag met klanten over de wedstrijd. Als zij vonden dat je slecht gespeeld had dan kon je daar tegenin gaan. Er werd over gepraat. Had je goed gespeeld dan zeiden klanten dat ook.’
Trainingsstof.
Michels gooide naast het aantal trainingen ook de trainingsstof om. Zijn trainingen zijn veel meer op voetbal gericht dan onder Buckingham, spelers vinden het leuker om onder hem te trainen. Hij combineerde conditietraining en partijvorming wat de doeltreffendheid, concentratie en de eenheid van het team verbeterde. De opzet van conditietraining veranderde hij, het werd explosiever. Loopspecialist Cees Koppelaar van de plaatselijke atletiekvereniging werd bij de training gehaald, om spelers specifiek te trainen.
Trainers- en begeleidingsstaf geprofessionaliseerd.
Na twee jaar heeft Michels de trainers- en begeleidingsstaf geprofessionaliseerd. Hij had geleerd te delegeren. Hij had meerdere trainers in dienst naast de al eerder genoemde Cees Koppelaar waren dat ex-Ajacied Bobby Haarms en Han Grijzenhout. Ieder had een specifieke functie, en er werd overlegd binnen de technische staf.
••••••••••••••••••••••••••••••••••
► AJAX en de band met de Watergraafsmeer ◄
••••••••••••••••••••••••••••••••••