Het niet meer kunnen optreden met zijn geliefde koren na 1941 moet voor Samuel moeilijk zijn geweest. Hij is echter niet bij de pakken neer gaan zitten. Hij heeft zich in de perioden van gedwongen werkloosheid gericht op componeren en/of het bewerken van liederen. In ieder geval zijn er twee van zijn composities uit deze tijd bewaard gebleven. Zo is er van 14 maart 1943 een Chassidisch – Purimlied (Poerimlied) dat door hem is bewerkt voor een vier stemmig mannenkoor. Het handgeschreven origineel (tekst en notenschrift) ligt in het Joods Historisch Museum (JHM: inv.nr. D011785). Het gaat om het lied: Shoshanas Ja-akow.
De tweede compositie dateert van 16 mei 1943. In dit geval gaat het om een bewerking van enkele verzen uit Psalm 90. Sam heeft de tenor- en baspartij uitgeschreven (JHM: inv.nr. D011784).
Of er meer composities van zijn hand zijn verschenen in deze periode is aannemelijk maar vooralsnog niet te bewijzen.
Voor zover ik heb kunnen nagaan, lijkt het er op dat de compositie Shoshanas Ja-akow in ieder geval één keer is uitgevoerd. Het gaat om een uitvoering in de Bachzaal. Het Parool van 04-04-1955 schrijft daar het volgende over: “ZATERDAGAVOND zongen in de uitverkochte Bachzaal onder leiding van Hans Krieg het vrouwenkoor i Hasjier Hajehoedi (Het Joodse Lied) en . het Amsterdams Joods Mannenkoor. Al was de inzet van beide koren met het beweeglijke, strijdbare “Israël leeft" en ( het mijmerende „Ba'a Sjabbat" van Coopersmith wat onvast, toch was over dit zingen reeds die bezieling vaardig . welke geen ruimte liet voor sleur of verveling. Het meest trof dit in de frisse Poerim-melodie “Shoshanas Jaaköv", voor mannenkoor en in het oude, gewijde „Sjalom Alechem", door de gevoelige tenor Harry Ereira met de mannenstemmen vertolkt.”
Hoewel de spelling niet geheel gelijk is aan die van Samuel (zie afbeelding), kan het haast niet anders of het gaat om hetzelfde Poerimlied. Dan is het toch wel jammer dat de naam van Samuel niet genoemd wordt!