Wat zeker is, is dat de Nederlands Israëlitische Hoofdsynagoge (NIHS) een aantal malen geld heeft gereserveerd voor ‘koraalgezang ter Synagoge’. Was het bedrag in 1908 nog maar 300 gulden, in 1916 is het bedrag verhoogd tot 750 gulden. Dit bedrag wordt in de jaren daarna verhoogd van 2500 gulden in 1918 tot een bedrag van 4000 gulden in 1928. Niet altijd gaat het reserveren voor een dergelijk bedrag zonder slag of stoot. In 1914 dreigde even een stopzetten van de betaling aan de koorleden indien de ‘de zitplaatsgebruikers’ niet genoeg zouden bijdragen.
In het NIW van 11 januari 1918 is een redelijk lang verslag terug te vinden over het voorstel om 2500 gulden te reserveren. Niet iedereen van de kerkenraad is even enthousiast, ook niet over de verdeling van dit bedrag. De Grote en Nieuwe Synagoge krijgen van het bedrag van 2500 gulden elk de beschikking over 1200 gulden. De Rapenburger Synagoge kreeg het luttele bedrag van 100 gulden. Een jaar later vervalt zelfs dit bedrag, het koor van de Rapenburgerstraat Synagoge is opgeheven.
In de ontwerpbegroting van 1918 is ter verantwoording de volgende tekst opgenomen: Ten aanzien van post 26 “koraalgezang ter Synagoge” veroorloven wij ons te verwijzen naar onze voordracht van den 7 Augustus j.l. (gedrukt stuk No.29). Aan Uw Raad wordt het voorstel ter verhooging van den post thans onderworpen om U in de gelegenheid te stellen een beslissing te nemen in deze aangelegenheid, die reeds van Augustus af bij U in behandeling is. Wij meenen ons er echter van ontslagen te mogen achten U te moeten aantoonen, dat het bezit van een goed geschoold koor een noodzakelijk vereischte is voor de opluistering van den eeredienst bij de buitengewone godsdienstoefeningen en bijzondere godsdienstige plechtigheden. (Bron: SAA, inv.nr 714-3013).
Bladzijde uit de ontwerpbegroting voor het jaar 1936, bron: SAA 714-3018