Van 1983 tot 1986 woon ik voor de tweede keer in de 3e Oosterparkstraat. Met uitzicht op het Kastanjeplein. Helaas wordt in 1983/84 besloten tot de sloop van de kerk die aan dit plein staat, ontworpen door Cuypers' leerling Margry. Op zijn minst had men de toren kunnen handhaven, zoân belangrijke âlandmarkâ vanuit het Oosterpark. Maar weer wint de barbarij in Amsterdam het eens van de esthetiek. We zijn in Nederland. Er zal een verzorgingshuis op de plek van de kerk komen. Men schrijft een wedstrijd uit. Hoe moet het huis heten? Belangrijke vraag, nu niemand meer iets wil in de trant van âAvondroodâ of âVreugdeheuvelâ. Prijs: een taart.
Mijn partner bedenkt: âBoni-foetsieâ. Ik denk aan het âHevige Huisâ, een kraakhuis vlak bij de Muiderpoort, en stel voor: âHet bedaarde huisâ. Ook bedenk ik: âHet Oosterhuisâ. Want, stel ik, het huis staat in Oost en het verdwijnen van de Bonifatiuskerk en het optreden van de (ex)priester Huib Oosterhuis, zijn exponenten van dezelfde ontwikkeling.
Maar tevens stel ik voor om iets neutraals te kiezen: âKastanjehofâ. Ik geef aan dat ik bereid ben een logo te ontwerpen voor het huis. Een boomblad gecombineerd met een hoefijzer. Het resultaat is een pissig briefje waarin men aangeeft zeer geĂŻrriteerd te zijn door onze creativiteit. Nou, naar die taart kunnen we fluiten. Er is nog iemand anders die op de geweldige vondst âKastanjehofâ (briljant!) kwam, en die krijgt âm. Telkens wanneer ik langs âKastanjehofâ kom, word ik glorieus herinnerd aan de bekrompenheid en benauwdheid van de Nederlandse cultuur. Het spijt me, maar ook op leeftijd zal ik niet opteren voor een plaatsje in deze instelling.