Op vrijdag 27 maart 1998 vond in de aula van het Tropeninstituut aan de Mauritskade een conferentie over de geschiedenis van de erfelijkheidsleer plaats. Want honderd jaar tevoren had Hugo de Vries de erfelijkheidswetten van Mendel herontdekt en de opmaat gegeven tot de bloei van de genetica in de 20e eeuw.
Ik neem deel als particulier. Maar omdat dat nogal prijzig is, heb ik een idee. Uit de erfenis van mijn schoonvader, de botanicus Jan Wilcke, oud-student van De Vries, heb ik het verslag van diens eerste (van drie) reizen naar de VS. In het Nederlands. Mijn vriendin, boekrestaurator, knapt het op. Misschien vind ik iemand die het wil kopen.
Op naar het KIT. Na de gebruikelijke saaie inleiding beklimt een wat gezette, niet al te grote man het podium van de aula. Hij spreekt helder en boeiend Amerikaans. En hij is heel humoristisch. Hij blijkt werkelijk alles van Hugo de Vries te weten. De toen recent herontdekte pakken brieven van Hugo heeft hij doorgewerkt. Wat, deze Amerikaan heeft daar speciaal Nederlands voor geleerd!
Mijn besluit staat vast. Ik ga deze man het boek schenken. Na nog een spreker is er pauze. Vóór in de zaal verdringt een kleine menigte zich om mijn man. Ik slaag erin zijn aandacht te trekken, niet in de laatste plaats door het mooie boek in mijn handen. Ik geef het hem: “Dit is voor u, u bent het meer dan waard!” Hij is er heel gelukkig mee. En begint met mij te praten.
De anderen kijken woedend naar me, sommige gezichten worden groen. Ik vertel hem een paar anekdotes over De Vries die ik van schoonpa heb. Hij moet erg lachen. Ik geef hem mijn kaartje en krijg het zijne. Warempel! Het is Stephen Jay Gould, de paleontoloog en evolutiefilosoof. Helaas niet lang daarna overleden.