In 1970 richten medische studenten (deels UvA, deels VU) het Medisch Komitee Angola (MKA) op; officieel gebeurt dat in februari 1971. Ons grote voorbeeld is het Medisch Comité Nederland-Vietnam (MCNV) dat in 1969 is opgericht. Die club heeft op zijn briefpapier een ‘Comité van Aanbeveling’ met klinkende namen van medici. Wij willen ook zoiets. In een gesprek met de voorzitter van het MCNV, de kinderarts professor De Haas, beloven we dat wij voor onze lijst nieuwe namen zullen aanboren.
Maar het MCNV heeft ons al heel wat gras voor de voeten weggemaaid. Zoveel medici die zich aan dit soort activiteiten willen committeren zijn er in Nederland nu ook weer niet. Maar gestaag groeit onze lijst. Ondanks tegenslag. Zo gaan we op bezoek bij de tropenarts professor Oomen, die onze plannen rigoreus afwijst. Later beveelt zijn zoon, ook tropenarts, ons per brief de boeken van Jef Geeraerts aan. Hij waarschuwt ons en blijkt later in hoge mate gelijk te hebben gehad. Maar ik zeg dan nog: “Nomen est Oomen”.
Met medestudent Quirinus naar professor Wijers. Parasitoloog in het Tropeninstituut, malariadeskundige. Hij heeft zijn halve leven in Afrika doorgebracht dus wij verwachten sympathie. In het geheel niet. En hij blijkt niet alleen. Zijn secondant is van het type ‘houwdegen’. Ik meen met zekerheid in deze man de hoogleraar pathologische anatomie te herkennen, professor Wagenvoort. Wij stellen vragen in de trant van: “Vindt u ook niet…” Maar voordat Wijers kan antwoorden, horen we: “Nee, dat vindt hij niet!”
Na een uurtje gaan we moedeloos weg. Om een pilsje te drinken in het tegenovergelegen café ‘Museum’. Tot overmaat van ramp komt daar na een kwartier professor Wijers binnen en neemt plaats aan de bar. Quirinus vertelt naderhand dat hij het liefst onder het tapijt doorkruipend de tent had willen verlaten.
De secondant blijkt mij jaren later parasitoloog en malariadeskundige Huib van Seventer te zijn geweest, die ik van 1980-1983 weerzie in mijn lab aan het Oosterpark.