Dankzij het interview dat ik had met Carla Kaplan – Gobitz weet ik dat haar vader een van de spelleiders was bij Het Oosten. Haar vader, Mozes Gobitz, werkte als sigarenmaker en had enige tijd een eigen bedrijfje. Door omstandigheden werd hij werkloos. Pogingen om op een ander amnier geld te verdienen verliepen moeizaam. Op een gegeven moment wilde hij toch iets socialers gaan doen. Mogelijk had dit te maken met zijn socialistische opvattingen. Hij is toen, dat moet ergens in 1933 of 1934 zijn geweest, de opleiding voor sport en spel gaan doen. Overigens heeft hij ook nog geprobeerd om uit venten te gaan met appels en sinaasappels, met een karretje. In de periode dat hij werkloos was, kreeg hij een uitkering van tussen de 16 en 19 gulden per week. Hij kreeg ook een plaatje voor op zijn fiets.
De opleiding deed haar vader vanuit de speeltuinvereniging. Hij deed de opleiding voor ‘sport en spel’ waarna hij zich sportinstructeur mocht noemen. Het was, voor zover mij bekend, geen betaalde baan. Hij behield zijn uitkering van zo tussen de 16 en 19 gulden. Toen mijn oudere zusjes gingen werken, werd zijn uitkering trouwens verlaagd. Judith werkte als coupeuse en Henriëtte werkte als modiste op een atelier. Als sportinstructeur leidde hij de sport en spel activiteiten in de Transvaalbuurt. Honkbal en kastiebal (een variatie op honkbal) werden door hem georganiseerd en geleid. Vooral het kastiebal vond ik erg leuk om te zien Ik had graag willen meedoen, maar ik was nog veel te klein.
Na schooltijd werden de kinderen zo opgevangen om samen aan sport te doen. Je moest overigens wel lid worden om aan de activiteiten mee te kunnen doen. Wij, omdat we kinderen van mijn vader waren, waren automatisch lid. Mijn vader zat ook in het bestuur van de vereniging. Ik ging wel veel naar de speeltuin, Ten eerste omdat mijn vader daar was, maar ook omdat ik er kon schommelen en klauteren op het klimrek. Ik speelde daar vooral alleen, ik was niet echt een gezelschapskind. Ik kan, en kon, mezelf uitstekend vermaken.
Of naar: verhaal 13