Halverwege de jaren ’50 sluit de kruidenier op de Minahassastraat. De concurrentie is te groot. Buurtgenoot Jopie Steenbergen die bij zijn vader in een haringkraam bij het Muiderpoortstation werkt, neemt het winkelpand over en begint een handel in restanten vloerbedekking. Dit is het begin van de Kwantum Hallen.
Jaap en andere jongeren in de Indische Buurt beseffen dat een ondernemingsgeest en doorzettingsvermogen net zo zwaar wegen als een goede opleiding. Hij leert op een hangplek in de Tweede Atjehstraat jongens kennen die ook van muziek houden, oefent uren op het mondorgel en concludeert dat optredens te hoog gegrepen zijn. Hij verlegt zijn aandacht, volgt een cursus handelscorrespondentie bij Instituut Praehep op de Middenweg. Hij haalt diploma’s boekhouden, Nederlands, Engels, Frans, Duits en komt tijdens zijn diensttijd ver met Spaans, maar doet hierin geen examen.
Iets meer welvaart
De bromfiets is in opmars. Jaaps ouders kopen twee HMW’s die vader Joop -net als de naar zolder verhuisde fietsen- twee hoog op de opgang stalt. Na lang aandringen mag Jaap een keer op een van de brommers rijden. Enthousiast door het ritje wil hij er zelf ook een aanschaffen.
De welvaart van zijn ouders lijkt te stijgen. Bij r.t.v. zaak Zwartepoorte op de Molukkenstraat kopen ze een grote radio, met grammofoon. Op afbetaling, net als de brommers. Het grootste gedeelte van hun inkomen gaat op aan afbetalen. Jaap draagt het grootste gedeelte van zijn salaris af aan zijn ouders als kostgeld. De cirkel lijkt zo rond. Desalniettemin besluit hij nooit iets op afbetaling te kopen.
Eind jaren 50 beginnen veel professionele voetballers een sigarenzaak om na hun sportcarrière een inkomen te hebben. Die van Sjaak Swart was op de Pontanusstraat. Tonnie Pronk had zijn zaak tegenover Zwartepoorte. ‘Dat was een belangrijk sociaal ontmoetingspunt. Zondagmiddag werden de uitslagen van voetbalwedstrijden op een schoolbord genoteerd en besproken. De KNVB gaf in die tijd niet alleen de voetbaluitslagen door aan sigarenzaken, maar ook de afgelastingen. Spelers gingen bij slecht weer eerst naar de sigarenzaak voor informatie en daarna al dan niet naar het veld.’
Dansen en trouwen
De danslessen bij Koehof boven de Poort van Muiden in de Linnaeusstraat veranderen Jaaps leven voorgoed. ‘In de Indische Buurt werd Bevrijdingsdag heel uitbundig gevierd met straatfeesten. De jongens zagen er met hun vetkuiven en puntschoenen uit als Amerikaanse rockers. De meisjes droegen bontgekleurde petticoats die ze graag lieten zien. Ik wilde met ze meedansen.’
.
Het eerste jaar zijn de danslessen geen succes. ‘De jongens zaten aan de ene kant van de zaal, de meisjes daartegenover. Nadat het echtpaar Koehof een dans had voorgedaan, moesten de jongens een meisje uitkiezen om mee te oefenen. Als de meisjes mij zagen naderen hadden ze het benauwd, want ze mochten niet weigeren. Ik kreeg de dansen niet makkelijk onder de knie en wist mij geen raad met hoe mijn danspartner vast te houden. Dicht tegen elkaar aan dansen mocht niet, alleen onderlichamen mochten elkaar even aanraken.’ Gaandeweg leert Jaap beter dansen en krijgen meisjes meer interesse voor hem. Zijn inkomen stijgt dusdanig dat hij zich een scooter kan veroorloven. Tijdens een dansavond leert hij zijn eerste vrouw kennen. ‘We moesten variëren en ik kreeg haar tegenover mij. Tot mijn schrik kon ze absoluut niet dansen, wat ik vrij ondiplomatiek tegen haar zei. Na een lang gesprek vroeg ik of ik haar thuis mocht brengen en was verbaasd dat ze ja zei.’
Vader Joop en moeder Dora werken inmiddels voor een gegoede familie op de Linnaeuskade die rijk is geworden in de bouw. Dora maakt schoon in hun pand van drie verdiepingen en Joop bedient de benzinepomp van een garage in het bezit van de familie. In het weekend vermaken ze zich met het zingend schoonmaken van hun huis, dat Jaap na zijn trouwen in de zomer van 1959 verlaat.
Het echtpaar huurt twee kamers bij de onderbuurman van Dora en Joop en krijgt drie kinderen. De Franstalige bovenbuurvrouw uit Martinique is een bezienswaardigheid voor de straat. De vrouw bevalt van een tweeling. Twee jaar later overlijdt het meisje aan een breinaald door haar neus. Hoe dat kon gebeuren is nooit opgehelderd.
Januari 1964 verhuist het jonge gezin naar Osdorp. Datzelfde jaar is de verloederde Perlakstraat – twee verpauperde panden worden voor slechts achtduizend gulden geveild – in rep en roer. Op 21 april schiet Leonardus van Urk omstreeks half negen ’s avonds zijn 52-jarige ex-vrouw, dochter van 11 en zichzelf neer. Neeltje van Rooijen wees hem af omdat ze na vier kinderen niet weer zwanger wilde raken. Het echtpaar overleeft de kogels niet, de dochter ligt in het OLVG met een kogel in haar borst. Door het familiedrama is de Perlakstraat voor de tweede keer landelijk nieuws. Voorafgaand aan de Jordaanoproer in 1934 schiet de politie tijdens antifascistische rellen een jonge demonstrant neer.
n 1979 gaat de Perlakstraat roemloos ten onder in de stadsvernieuwing. De straat wordt het binnenterrein van de woningen aan het Boniplein en de Palembangstraat. Dora en Joop krijgen een appartement in Hoorn.
lees verder Geen heimwee naar Oost (deel 6)