2020 - Als ik de stad wil ontvluchten, ga ik naar een van de parken en waar ik het liefst zit tegenwoordig is Park Frankendael.
Ik heb zo mijn lievelingsplekjes langs de vijver, waar ik de karpers zie paaien en de kikkers hoor kwaken. Maar ook de oude schoorsteen met het nest van de ooievaars is iets dat mijn aandacht trekt. De kronkelpaadjes in de speciale tuin zijn zeer geliefd bij mijn jonge logeetje en terwijl ik op een bankje zit ga ik terug in de tijd.
1975 - Ik zit op de lagere school en het is tijd voor de schooltuintjes. We lopen vanaf de Riouwstraat naar de Kamerlingh Onneslaan. Bij vliet en Wielinga het tuincentrum slaan we rechtsaf een kronkelpad op. Daar staan de gebouwtjes en daar is Carel van Zanten. Hij is de baas daar, we kijken met ontzag naar hem. In een lokaaltje houdt hij een praatje voor het echte werk gaat beginnen. Hij geeft me nog een hand als blijkt dat mijn ouders als enige geen auto hebben, beter voor het milieu zegt hij (toen al).
Dan gaan we naar buiten, we schoffelen en zaaien en doen ons best. Na een poos is er dan wekelijks wel oogst. Wortelen, sla, radijs en nog meer. Het is het enige deel van Frankendael waar we mogen komen. Van een park is nog geen sprake. Het huis en de grond rondom zijn verboden toegang. Mijn moeder vertelt me dat je dan lid moet zijn ofzo. Regelmatig sta ik verlangend voor die poort, maar binnengaan doe ik pas rond 1998 als ik weer in Oost kom wonen.
1920 - Ik ben nog niet geboren. Mijn ouders ook niet. Mijn grootouders wonen nog ver buiten Amsterdam. Maar Huis Frankendael bestaat al. Particulier bezit al minimaal 200 jaar. Denkelijk zo rond 1695 gebouwd. Toen Izaak Balde in 1695 eigenaar werd bestond de hofstede uit een ‘huysinge, bepotinge, beplantinge en verder getimmerte’. Hij gaf de buitenplaats de naam Frankendael, naar het protestantse toevluchtsoord Frankenthal van zijn grootvader in de Palts bij Worms. Hij breidde het landgoed uit en gaf het huis omstreeks 1733 het huidige aanzien: een hoog corps-de-logis waar aan weerszijden lagere koetshuizen en stallen op aansluiten. Het huis werd gedecoreerd met versieringen in Hollandse Lodewijk XV-stijl, met krulwerk, festoenen en rocaillemotieven. Aan de achterzijde ontstond een uitbouw die goed uitzicht bood op de siertuin, die ooit weelderig was aangelegd met in vorm gesnoeide struiken, gekleurde schelpen en veelsoortige bloemen. Sindsdien is de omgeving van het huis nog vele keren op de schop gegaan.
In 1957 werd Frankendael door de gemeente als ambtswoning aan de stadsarchitect Ben Merkelbach aangeboden. Zijn nazaten woonden en werkten tot 2004 in het pand. 100 jaar later is er veel veranderd. Het huis werd een restaurant. De tuin een park. Hoe zou het er over 100 jaar uitzien?
Dit verhaal is verschenen op de site Annexaties 1921 van Ons Amsterdam.