Als Englander nog geen dertig jaar oud is kan hij in 1926 al zijn 12½ jarige jubileum vieren, met een feest in het gebouw van de Handwerkers Vriendenkring aan de Nieuwe Achtergracht. Bijna al zijn koren zijn daarbij aanwezig: behalve van het koor van de Grote Synagoge en ‘Kunst en Strijd’ waren er vertegenwoordigers van ‘Kunst en Strijd Bussum’, ‘Onderling Genoegen’ Amsterdam en ‘Animato’ Amsterdam. Het NIW bericht dat de jubilaris bij binnenkomst met fanfares werd begroet: ‘Gaarne sluiten ook wij ons bij de hulde, den bekwamen, sympathieken heer Englander gebracht, aan.’
Een bijzonder buitenoptreden
Samen met het Instituut voor Arbeidsontwikkeling en de zangvereniging Kunst en Strijd is er een boottocht naar Breukelen. In de krant Het Volk staat een kort, maar aardig artikeltje. Hier een kort fragment: “Ondanks Pluvius ons de afgeloopen week niet veel hoop gaf op doorgaan, hadden wij buiten verwachting een prachtigen dag. Onder leiding van den heer Englander werden te Breukelen eenige liederen ten gehoore gegeven, wat bij de inwoners zeer in den smaak viel. De Burgemeester deed zijn raam open om ook te genieten van den mooien zang. Bij het einde van elk lied betuigde hij met zijn gezin ook zijn dank door te applaudiseeren. In Weesp moesten wij 20 minuten schutten, daar was de zangvereeniging bereid, weder eenige strijdliederen te zingen ten genoege van de in groote getale belangstellende Weespenaren, die aandachtig stonden te luisteren. De tocht was in één woord gezegd, schitterend geslaagd.” (Bron: Het volk: dagblad voor de arbeiderspartij van 30-08-1927)
Optreden in Artis
Slechts een enkele keer wordt in de pers iets gemeld over het repertoire van ‘Kunst en Strijd’. Op een concert in Artis op 20 juni 1928 zingt het koor behalve het traditionele ‘Morgenrood’ liederen van Roeske, Oltman en Keja. De klassieken komen aan bod met werk van Borodin, Verdi en Leoncavallo. Tijdens het jublieumfeest vanwege het tienjarig bestaan van het koor in 1931 in het Concertgebouw zijn er uitvoeringen van Mussorgski, Rimsky-Korsakov en Von Gluck.
Eén van de eerste uitvoeringen door Kunst en Strijd van een opera is ‘Orpheus’ van Christoph von Gluck in het gebouw van de Maatschappij voor den Werkenden Stand. Het koor treedt op met het orkest van de VARA. Het succes was, volgens de recensies, groot en verdiend, maar het Nieuw Israëlitisch Weekblad (NIW) is een stuk zuiniger: ‘De toehoorders hebben braaf geapplaudisseerd en genoten blijkbaar veel van deze uitvoering, waardoor het een succes werd voor den leider van ‘Kunst en Strijd’.’ Het NIW benadrukt daarna nog maar eens dat Englander natuurlijk vooral bekend is als leider van het Koor van de Grote Synagoge en stipt daarmee het grote verschil aan tussen de traditionele en liturgische Joodse muziek en het socialistische en profane lied. De kerkenraad van de Nederlands Israëlitische Hoofdsynagoge (NIHS) had er moeite mee als het eigen koor of leden daarvan buiten de synagogale omgeving optrad onder de eigen naam. Vandaar de keuze om ‘buiten’ de synagoge op te treden onder de naam van Amsterdams Joodse Koor.