In 1921 heeft Samuel drie keer kort achter elkaar opgetreden voor de Joodse vereniging “Sjoloum Wereingoes" (Vrede en Vriendschap). Deze vereniging uit Amsterdam-Noord is volgens twee korte artikeltjes nog jong, maar heeft nu al veel aanloop. Deze eerste bijeenkomsten vonden plaats in het boven het IJ zeer bekende Tolhuis. Samuel heeft hier opgetreden met het ‘sjoelkwartet’, de tweede keer met de jonge solist Jo Rabbie. In december van dat jaar zou hij nog een derde keer acte de présence geven, opnieuw in het Tolhuis.
Op 24 maart 1929 zijn Samuel en zijn kwartet (uit het koor van de Grote Synagoge) aanwezig bij de inwijding van het bidlokaal der vereniging ‘Sjoloum Wereingous’. Het gaat om de synagoge ‘boven ’t IJ’. De genoemde ‘vereniging tot behartiging van de belangen der Joodsche bewoners benoorden het IJ’ krijgt eindelijk een eigen synagoge. De synagoge is gevestigd in het benedengedeelte van de percelen Latherusstraat 2 - 4 (hoek Mosveld) en biedt ruimte aan 63 mannen- en 15 vrouwenzitplaatsen. Voordien was men aangewezen op alternatieve locaties als Het Tolhuis. De voorzitter van de vereniging is lang aan het woord. Ik wil hier toch een kort fragment citeren, omdat het mooi aangeeft dat Amsterdam Noord soms, ook door Joden, als een buitenpost van Amsterdam werd beschouwd. De voorzitter Frankfoorder ziet dat toch wel wat anders: “ledere Jood kan zich nu met gerustheid aan de overzijde van het Y vestigen. Er is een behoorlijke Synagoge, er is tevens gelegenheid om godsd. onderwijs te ontvangen, dank zij de zeer op prijs gestelde medewerking van het schoolbestuur. Gaarne aanvaardt spr. namens de vereeniging het nieuwe bidlokaal, door het kerkbestuur welwillend tot haar beschikking gesteld.” (Bron: het NIW van 29-03-1929)
Als in 1937 de vereniging vijftien jaar bestaat zijn er genoeg redenen om een feestje te vieren. Deze keer op het Meeuwenplein, in het gebouw Nieuwendammerham, op woensdag 28 juli 1937. Ook de Opperrabbijn Sarlouis is naar Amsterdam Noord gekomen. De Opperrabbijn (O.R.), die zelfs zijn vakantie had uitgesteld, spreekt de aanwezigen toe: “………..in gloedvolle bewoordingen hulde bracht aan de mannen, de stoere werkers, die 15 jaar lang met onvermoeide kracht in dit noordelijk stadsgedeelte alles in het werk stellen om in de Joodsche huizen in Noord de Joodsche stem te laten hooren (...). Hier over het IJ, aldus de O.R., hebben wij de dooden zien herleven, zooals wij het ‘Meisiem jechajee eil’ zooeven hebben hooren weerklinken door de schoone zang van ons koor. Hier zijn de Joden herleefd. Tot die herleving heeft ongetwijfeld het Joodsche koor medegewerkt. Spr. betuigt dirigent Englander dank voor de wedergave van het Joodsche lied. Spr. brengt in dit verband hulde aan den heer L. Polak, die veel jaren heeft meegezongen. Het was geen gemakkelijke taak, om hier met vrucht te arbeiden, doch het werk werd beloond. Ik verzamelde om mij heen mannen en vrouwen van het oude Ghetto. Toen zij het Joodsche lied hoorden, herinnerden zij zich weer de dagen van voorheen. Ik moge jubelen uit den grond van mijn hart, omdat hier een stuk van de Joodsche gemeenschap is opgestaan.” (bron: het NIW van 30-07-1937)