Het jaar 1936 begint voor Samuel Englander met enige ophef, ik denk dat het woord ‘relletje’ niet echt van toepassing is. Wat is er aan de hand? Onder de titel: “Het geval Englander” wordt enigszins cryptisch verwezen naar zowel een vergadering van de Kerkenraad en een artikel waarover de schrijver, de heer Vos, geen weet van had. Het betreffende artikel heeft gestaan in het Weekblad voor Israëlitische Huisgezinnen (WvIH). In dit artikel geeft Samuel zijn mening over de rol van de synagogale koorzang in de moderne synagogale dienst. Het NIW van 17 januari 1936 plaatst een beschouwend artikel ten aanzien van het genoemde artikel. De redactie kan het met Samuel in vele opzichten eens zijn, maar er is één duidelijk verschil van mening. Samuel schrijft in het genoemde artikel over de voorzanger en de dirigent alsof het de leiders van de Synagoge dienst zijn. Ten onrechte ziet hij zichzelf als de leider van de dienst, terwijl hij slechts begeleider dient te zijn. Hij noemt de Synagoge dienst zelfs: ‘Concertdienst’. Een en ander heeft volgens Samuel te maken met de lengte van de dienst, die is te lang. Door de lengte, soms wel 3 tot 5 uur, raakt het publiek de concentratie kwijt. Daarom moet het een concertdienst worden! In de ogen van het NIW is Samuel ondanks al zijn successen en prestaties, echt op de verkeerde weg. Het gehele artikel (zie afbeelding van de kop) is te lezen via DEZE LINK.
Dit artikel is zelfs onderwerp van gesprek geweest tijdens een Kerkenraadsvergadering van de Nederlands Isr. Hoofdsynagoge. Het is een mijnheer Birnbaum die het aan de orde stelde en zondermeer veroordeelde. Hij komt zelfs met het voorstel om ‘de heer Englander’ te ontheffen van zijn functie. Het Kerkbestuur wil echter niet zover gaan, maar erkent dat de dirigent in kwestie onzorgvuldig is geweest. Het kerkbestuur heeft zich vervolgens ook tot het Koorbestuur gewend en medegedeeld dat de opvatting van de dirigent: “zijn ontstemming heeft gewekt en een starre doorvoering van het principe, dat hij huldigt, zou kunnen leiden tot een conflict, waarvan hij het offer zou kunnen worden.”
De heer Birnbaum stelt vervolgens ook voor om bij de aanstaande sluiting van de Nieuwe Synagoge de reorganisatie van het gehele koor aan de orde te stellen. Een eventuele bezuiniging zal ook worden overwogen. De eerder genoemde heer Vos is van mening dat de koorleider wel enig respect verdient. Het misnoegen van de heer Birnbaum is hem volslagen vreemd en in zijn ogen onterecht. Hij schrijft dit in een ingezonden brief omdat hij tijdens de Kerkenraadsvergadering niet op de hoogte was van het gewraakte artikel in het WvIH en daarom ter zitting niet reageerde.